Het Jeruzalemklooster in Culemborg ontstond in 1430 ten tijde van heer Johan III. Zijn vrouw Aleid van Götterswijk had schenkingen gedaan ten behoeve van de stichting daarvan. Het klooster werd gevestigd in de Nieuwstad, tussen de huidige Zandstraat, de Prijssestraat en de naar het convent vernoemde Kloosterstraat.

De toegangspoort was gelegen in de Zandstraat, zoals nog is te zien op de kaart van Blaeu uit 1649. Aanvankelijk had men het klooster willen bouwen in de Binnenstad, op het terrein ‘Ten Heyligen Leven’, op de plaats waar later het weeshuis is verrezen. De kanunniken van de Sint Barbarakerk verzetten zich echter tegen de komst van een geestelijke ridderorde op haar gebied.

In 1492 werd onder heer Jasper het Jeruzalemklooster voltooid en in 1494 werd het hoogaltaar gewijd. In 1504 beschikte het klooster over een door vrouwe Elisabeth bekostigde kopie van het Heilige Graf, ten behoeve van degenen die niet in staat waren om de verre pelgrimage naar het echte Jeruzalem te ondernemen. Keizer Karel V en zijn tante Margaretha van Oostenrijk, de landvoogdes der Nederlanden, schonken de kloosterkerk twee gebrandschilderde ramen, die in 1524 werden voltooid door de bekende Culemborgse glazenier Anthonis Evertsz. Tijdens de Beeldenstorm in 1566 werd het Heilige Graf geheel vernield, en de kloosterkerk raakte zwaar beschadigd. Vanaf 1573 herbergde het gebouw naast de eigen kloostergemeenschap ook de abt en de kloosterlingen van de door oorlogshandelingen verwoeste abdij van Mariënwaard.

Na de Reformatie raakte het Jeruzalemklooster geleidelijk in verval. Halverwege de 17e eeuw was het koor van de kerk al ingestort. Omstreeks 1700 werd het terrein met de opstallen verkocht aan de stedelijke schout, die het grootste gebouw liet verbouwen tot een fraai woonhuis. Nu herinneren alleen de namen Kloosterstraat, Kloos-terhof, Jeruzalem en een stukje gerestaureerde muur van een grote schuur achter de oude smidse in de Zandstraat nog aan het Jeruzalemklooster. Het bovenstaande is een gedeelte uit een door Yvonne Jakobs gehouden voordracht, die is terug te lezen in: Sporen van religieus erfgoed in Culemborg, Culemborgse Voetnoten, nummer 41, mei 2010.
Frank van Schutterhoef en Jack van der Winkel