Jan van Riebeeck is vooral bekend geworden door zijn activiteiten in Zuid-Afrika voor de VOC. Veel minder bekend is, dat hij van beroep chirurgijn was, net als zijn vader.
Anthony van Riebeeck
Anthony van Riebeeck (ca.1589-1639), geboren in Wijk bij Duurstede, woonde en werkte als chirurgijn in Culemborg, waaronder in het voormalig St. Pietersgasthuis. Hij was een zoon van Jan van Riebeeck en Geertruyd Hoevenaar en was zelf de vader van Jan van Riebeeck. “Riebeeck” was de naam van een stuk land en van een adellijk huis nabij Wijk bij Duurstede.
Anthony was getrouwd met Elisabeth Govertsdochter (1599-1629), dochter van de Culemborgse burgemeester Anthonisz. van Gaasbeek. Het gezin vertrok in 1622 naar Schiedam, waar nog drie kinderen werden geboren. Na het overlijden van zijn vrouw Elisabeth kocht hij in 1630 een pand in de Lange Kerkstraat (nr. 36), waar hij met z’n gezin en nieuwe echtgenote Elsgen Burgers ging wonen.
Anthony werd chirurgijn van de Schotse Brigade, het regiment van kolonel Thomas Morgan. Dit was een soort vreemdelingenlegioen van Britten in dienst van de Nederlandse republiek, dat destijds in Schiedam in garnizoen lag. In 1636 zegde Anthony het regiment van kolonel Morgan vaarwel en voer als chirurgijn in dienst van de Noordse Compagnie op walvisvaart naar Spitsbergen. Zeer waarschijnlijk vergezelde zijn zoon Jan hem op één van die reizen om de Noord om ervaring op te doen als chirurgijn.
In 1639 trad Anthony van Riebeeck als chirurgijn in dienst van de West-Indische Compagnie en vertrok naar Brazilië. Hij overleed daar op 50-jarige leeftijd en is op 1 mei 1639 in de Sao Paolokerk van Olinda in Pernambuco begraven.
De West-Indische Compagnie had van 1630-1658 in Recife en Olinda (in Pernambuco, Brazilië) vestigingen voor de suiker, ‘het witte goud’. Graaf Johan Maurits van Nassau voerde daar het bevel.
Lange Kerkstraat 36 in Schiedam werd in 1899 gesloopt en herbouwd. In 1952 werd een gedenksteen aangebracht met de tekst, dat Jan van Riebeeck, de “grondlegger van de Kaapkolonie” hier gewoond heeft van 1630 tot 1637.
Jan van Riebeeck
Jan van Riebeeck (1619-1677) groeide op bij zijn grootvader in de Achterstraat, huize ‘De Fonteyn’, het woonhuis van oud burgemeester Govert Anthonisz van Gaasbeek.
Op 16-jarige leeftijd vertrok hij naar Amsterdam, om opgeleid te worden tot chirurgijn. In het archief van het Amsterdamse Chirurgijnsgilde (Oud-Archief Gemeente Amsterdam) wordt een leerjongensboek bewaard over de jaren 1597-1665. Hierin is op 22 januari 1635 geschreven: ‘Jan van Riebeeck, van Utrecht, leerknaap van chirurgijnmeester Jan Gerritz. Indies’. De aanstaande chirurgijn Jan van Riebeeck mocht onder diens toezicht patiënten behandelen en aderlatingen verrichten. Hij oefende zich in het slijpen van ijzers tot lancetten, maar ook in het scheren, friseren der lokken en het met een warm ijzer opdraaien der snorren. De theoretische kennis, benodigd voor het examen, werd verworven door eigen studie uit boeken.
Op het examen, dat na de driejarige opleiding door de Overlieden van het Chirurgijns Gilde werd afgenomen en enkele dagen duurde, moest Jan zijn kunde, kennis en kunstvaardigheid tonen in het volgende: kennis van wonden, zweren en menselijke gezwellen, behandelen van beenderbreuken en ontwrichtingen, aderlaten, het openen van een schedel (waarvoor een doodshoofd werd gebruikt), ontleedkunde op een lijk, verbandleer, zieken verbinden en kennis der instrumenten. Bovendien moesten drie zelf vervaardigde lancetten aan de eisen blijken te voldoen. Het scheren was geen examen vak.
Scheepschirurgijns in de Gouden Eeuw
De scheepsdokter op de lange reizen naar verre streken was vaak een in de praktijk goed opgeleide chirurgijn, maar had de reputatie een onervaren klungelaar te zijn. Hij stond vaak voor een grote taak aan boord en kon volgens de toen gangbare medische inzichten over het algemeen uitstekend zijn werk doen. Bron: vaartips.nl en ‘Geschiedenis’- april 2017
Met het chirurgijnsdiploma op zak trad Jan van Riebeeck in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie, de VOC, als onder-chirurgijn op een maandgeld van 22 gulden en vrije tafel aan boord. In april 1639 tekende hij, op 21-jarige leeftijd, bij de VOC-kamer Delft en vertrok naar de Oost, maar strandde op de kust voor Siërra Leone, halverwege de westkust van Afrika. Hij kwam pas eind juli 1640 in Batavia aan. Na zoveel tegenslagen zei Jan van Riebeeck zijn oorspronkelijke beroep in Batavia vaarwel en verwisselde het lancet voor een veren pen.
In 1648 keerde hij op 28-jarige leeftijd en tot koopman bevorderd terug naar Amsterdam. Hij huwde in maart 1646 Maria de la Queillerie en vertrok met haar in 1652 naar Kaap de Goede Hoop en vervolgens in 1662 weer naar Batavia. Daar overleed hij in 1677 en is aldaar begraven.
Alies Derwig 2022
* Meer informatie over chirurgijns is te vinden op de tentoonstelling ‘Toen dokters nog doctores waren’ in de Vierheemskinderen, Herenstraat 32.
De tentoonstelling is nog open tot 31 oktober, op vrijdag-, zaterdag- en zondagmiddag van 13 tot 17 uur.
In Culemborgse Voetnoten 2002-27 van Genootschap A.W.K. Voet van Oudheusden staat een uitgebreid artikel over Jan van Riebeeck.