In 1918 heerste er in Nederland grote ontevredenheid over de slechte economische toestand. Toen er in Rusland en Duitsland opstanden uitbraken dacht de leider van de Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (SDAP), Pieter Jelles Troelstra, dat ook in Nederland de tijd rijp was voor een sociale revolutie. Maar Nederland bleek veel gezagsgetrouwer dan verwacht en de plannen van Troelstra mislukten.
Bij de regering zat de schrik er echter goed in en er werd besloten om in alle steden en dorpen vrijwilligers op te leiden tot weerbare groepen, zogenaamde burgerwachten. De burgerwachten hadden tot taak het bewaken van openbare gebouwen en het assisteren van de politie bij revolutionair geweld. Zij werden daarom ook van wapens voorzien. De meeste Nederlanders hadden van deze burgerwachten niet zo’n hoge pet op. In de kranten verschenen van tijd tot tijd spotprenten waarin de leden werden afgeschilderd als oud en niet geschikt voor hun functie.
Burgemeester Van Walsum
De burgerwachten vielen onder de verantwoordelijkheid van de burgemeester. In Culemborg was dat burgemeester Van Walsum. Deze stond echter niet te springen om een burgerwacht op te richten. In november 1918 hadden drie Culemborgers bij hem aangedrongen op een burgerwacht maar hij had hen geantwoord dat hij niet van plan was om een burgerwacht op te richten. Hij wilde dat niet omdat hij geen aandacht wilde geven aan oproerkraaiers en omdat hij zeker wist dat er in Culemborg geen sprake was van elementen die een staatsgreep zouden willen plegen.
Het Aartsbisschoppelijk Klein Seminarie
J.A.S. van Schaik, president van het Aartsbisschoppelijk Klein Seminarie, was het helemaal niet eens met burgemeester Van Walsum. In zijn ogen moest er zo snel mogelijk een bewapende burgerwacht worden opgericht. Sterker nog, hij wilde zo snel mogelijk wapens zodat hij met een vijftigtal van “zijn eigen jongens” een weermacht kon oprichten om het seminarie te verdedigen.
Buiten de burgemeester en de commissaris van de koningin in Gelderland om benaderde hij de regering met de vraag of zij hem geweren en machinegeweren ter beschikking konden stellen. Om zijn verzoek kracht bij te zetten wees hij in zijn brief aan de regering op de sterke organisatie van de SDAP en op een groot aantal anarchisten in Culemborg.
Op een gegeven moment werd burgemeester Van Walsum door de commissaris van de koningin onder druk gezet om ook hier ter plaatse een burgerwacht op te richten. Of dit een gevolg was van de brief van de president van het Aartsbisschoppelijk Klein Seminarie aan de regering is niet duidelijk.
Feit is dat de burgemeester pas na deze aansporing van de commissaris van de koningin stappen heeft ondernomen om een burgerwacht op te richten. Wel heeft hij de minister nog geschreven: “Sedert December 1918 zijn binnen deze gemeente geene openbare socialistische vergaderingen gehouden”.
Culemborgse burgerwacht
De burgemeester vormde een commissie, die tot taak had om in Culemborg een burgerwacht op te richten. In een op 10 maart 1919 gehouden vergadering, waarbij ook de president van het Aartsbisschoppelijk Klein Seminarie aanwezig was, werd een plan gepresenteerd over de organisatie van de burgerwacht.
Er zouden twee vendels komen. Het vendel van de burgers (Vendel A) en het vendel van de seminaristen (Vendel B). Het vendel van de seminaristen kon wel voor ordehandhaving in de stad worden ingezet, maar niet voor burgerlijke diensten. Zij waren vooral bedoeld ter verdediging van het seminarie.
Commandant van de burgerwacht werd de heer H.W. van Hoijtema. Ondercommandant met de titel van Hopman werd D. Hooft. Verder waren er ook nog vier Vaandrigs: Harinx, Bonhof, Schorer en Verschoor.
Naast deze commandostructuur was er ook een bestuur bestaande uit: dokter Versteegh (voorzitter) en kapelaan Stokman (secretaris). Bestuurleden: kantoorbediende Müller, Peek, lid van de Kamer van Koophandel en predikant Kwak. Adviseur werd politiecommissaris Blok.
Hopman D. Hooft stapte al in juni 1919 op omdat – in zijn ogen – de burgemeester te weinig medewerking verleende. Zijn functie van Hopman werd overgenomen door A.T. Verschoor (ja, die van de Culemborgse Courant!).
De Culemborgse burgerwacht had in het begin over belangstelling niet te klagen: in juli 1920 waren er al 237 gewapende en geoefende leden. Ongeveer 100 van deze leden waren studenten aan het seminarie.
Voor schietoefeningen kon de burgerwacht (Vendel A) gebruik maken van de Culemborgse Schietvereniging en van de schietbanen van Fort Everdingen. De seminaristen (Vendel B) hielden hun schietoefeningen op het schoolplein achter de Laanschool in de Goilberdingerstraat.
Het gebruik van beide locaties leidde tot klachten bij de gemeente. Achter de Laanschool waren o.a. muren en hekwerk met verf beklad en op Fort Everdingen werden volgens de klagers materiaal en schietschijven niet goed onderhouden. Van militaire zijde werd verordonneerd dat bij de schietoefeningen geschoold personeel aanwezig moest zijn. Zo niet, dan zou de vergunning voor het gebruik van de schietbanen worden ingetrokken.
Wapens
Begin 1919 bezat de burgerwacht Culemborg in totaal 315 wapens. Zij werden bewaard boven het stadhuis en in het seminarie. De munitie stond in cel III van het stadhuis. Het beheer liet nogal te wensen over met als gevolg dat de garnizoenscommandant van Den Bosch naar Culemborg kwam om de registratie van de wapens te controleren.
Rustend
In 1924, toen de angst voor een revolutie allang was weggeëbd, begon de belangstelling voor de burgerwacht steeds minder te worden en werd deze op verzoek van de burgemeester op 1 april 1925 rustend verklaard.
In 1932 heeft men, onder de toenmalige burgemeester Keestra, de burgerwacht weer uit zijn slaap doen ontwaken en heeft men zich aangesloten bij de Burgerwacht Kring Bommeler- en Tielerwaard. Tijdens de mobilisatie in 1939 moesten de burgerwachten hun wapens inleveren en in 1940 werden alle burgerwachten door de Duitse bezetter opgeheven.
Bronnen:
Huismans, P.G.J., Een sieraad van de gemeente, De Drie Steden, jaargang 27 nummer 3, 2006. Regionaal Archief Rivierenland, Tiel
Wikipedia, Amsterdamse Vrijwillige Burgerwacht.
Van Landstorm tot vrijwillige burgerwacht.