In 1859 kwam de Culemborgse Courant met het bericht dat Culemborg de ongezondste gemeente in Gelderland was. De Vereniging tot wering van het misbruik van sterke drank gaf in een eerste reactie de jenever de schuld. Goed bier voor de arbeiders zou de gezondheidstoestand zeker verbeteren. Dat alcohol het lichaam ondermijnde had men toen al wel begrepen. Maar dat vooral honger, slechte woonomstandigheden, lange werktijden en gebrek aan kennis de grote veroorzakers waren van de slechte gezondheidssituatie, wist men toen nog niet. Net zomin als men op de hoogte was van allerlei besmettingen.
Het Sint Pieters Gasthuis
Het Sint Pieters Gasthuis zou je het eerste ziekenhuis van Culemborg kunnen noemen. Het bestond al in 1386. Bij de grote stadsbrand van 1420 is het in de as gelegd. In 1421 startte de herbouw, een groot complex tussen de Goilberdingerstraat en de Meent. Met onder meer een boerderij, een tuin, een gasthuis, zes huisjes en een kapel. Op de plaats van de kapel staat nu de Lutherse kerk. Bij dit gasthuis hoorde ook een ‘Pockhuys’, op de hoek van de Korte Meent en de Achterstraat. Aan de Grote Buitenom stond nog een ‘Lazarushuis’ voor de melaatsen. Het Sint Pieters Gasthuis was allereerst een liefdadigheidsinstelling die reizigers en daklozen onderdak verschafte. Later werd het ook het ziekenhuis voor de arme Culemborgers.
Daarnaast werd kost en inwoning geboden aan meer draagkrachtige oudere mannen en vrouwen. Als ziekenhuis stelde het gasthuis weinig voor. Meerdere patiënten moesten in hetzelfde bed slapen. Besmettelijke ziekten waren toen nauwelijks als zodanig bekend. Zieken met verschillende besmettelijke ziekten lagen door elkaar heen. Hygiëne was ver te zoeken. De medische kennis was in die tijd gebrekkig.
Ziekenhuis in de Goilberdingerstraat
De zieke was meestal overgeleverd aan kwakzalvers en piskijkers. Aderlaten was een favoriete chirurgische ingreep, die meestal door de barbier werd verricht. Voor amputaties werd de smid of de beul ingeschakeld.
Er waren nauwelijks wetenschappelijk opgeleide artsen en hun medische kennis was minimaal. Na 1587 werden er in het Sint Pieters Gasthuis geen zieken meer opgenomen. Vanaf toen werden zieken die thuis geen verzorging hadden, ondergebracht bij particulieren. Deze zieken, maar ook de minder vermogende zieken die wel thuis konden blijven wonen, kregen van het gasthuis een bijdrage in de kosten voor medicijnen, vroedvrouw en chirurgijn.
Als je in Culemborg in die jaren arm was en het ongeluk had om ziek te worden, was je slecht af. Dit zou zo blijven tot het jaar 1861.
De gemeenteraad stelde in 1860 een commissie in, die moest onderzoeken of de inkomsten van het ‘Algemeen Armenbestuur’ nuttig konden worden besteed. Het onderzoek leidde tot de conclusie dat er grote behoefte was aan een ziekenhuis. De zorg voor een dieet, het geregeld gebruik van medicijnen, de nodige ruimte, frisse lucht, de vereiste stilte en rust en regelmatige controle van een arts kon in de woningen van de armen niet worden verkregen, aldus de commissie. Naar aanleiding van dit rapport besloot de gemeenteraad dat het Algemeen Armbestuur een ziekenhuis kon stichten en exploiteren. In de Goilberdingerstraat werd een geschikt huis gevonden en aangekocht.
Het Algemeen Ziekenhuis
Op 1 januari 1861 kon het Algemeen Ziekenhuis officieel opengesteld worden. De gemeentesecretaris Mr. P. Alma schreef in de Culemborgse Courant in januari 1861: ‘De arme lieden van Culemborg hebben inderdaad een nieuwjaar gift ontvangen waarvoor ze niet dankbaar genoeg kunnen wezen.’ Als je het ziekenhuis binnenkwam, dan stond je in een hal met langs de muur een bank. Deze hal was tegelijk wachtkamer. Via een deur kwam je in de middengang. Als je naar links ging kwam je in het huishoudelijke gedeelte. Hier waren de keuken, een bergruimte en ook de woning van de directrice. Ging je in de middengang naar rechts dan vond je daar twee zalen voor lijders aan besmettelijke ziekten. Boven waren nog vier zalen. Twee voor vrouwen en twee voor mannen. De zolder diende voor opslag van linnengoed en dekens. Het ziekenhuis had in totaal de beschikking over 40 bedden. Boven was een vertrek waar de doktoren de patiënten konden onderzoeken en opereren. In het hele ziekenhuis waren overal kranen aangebracht met fris water en alle vertrekken werden met gas verwarmd. De patiënten droegen ziekenhuiskleding en sliepen in ijzeren ledikanten met matrassen van zeegras. Men streefde ernaar om alleen zieken op te nemen waarvan men dacht dat zij konden herstellen. Bezoekuren waren elke woensdag en zaterdag, ’s morgens van tien tot twaalf uur.’
Arme Culemborgers die onderstand (bijstand) genoten en niet onder een kerkelijk armenbestuur vielen, hoefden niet te betalen voor hun verblijf in het ziekenhuis. Arme Culemborgers met bijstand die wel onder een kerkelijk armenbestuur vielen, betaalden zeven cent per dag. Alle andere patiënten betaalden vijftig cent per dag. In de Culemborgse Courant van 13 augustus 1948 gaf de bekende Culemborger Otto de Beus (pseudoniem: Johan van Redichem) een ooggetuigenverslag van dit ziekenhuis:
“Ik herinner me nog dat omstreeks 1880, toen het ziekenhuis al twintig jaar bestond, de patiënten tijdens een pokkenepidemie weigerden naar het ziekenhuis te worden gebracht. Ze gingen liever, naar oude gewoonte, thuis in de bedstee dood. Men moet grote bewondering en eerbied hebben voor hen die ons dit eerste ziekenhuis schonken. Desondanks bleef er onder dat gedeelte van de bevolking voor wie het was bestemd, een hardnekkig verzet tegen verpleging in het ziekenhuis voortwoekeren. Het spreekt haast vanzelf, dat vele patiënten stierven. De algemene toestand was toen in Culemborg uitermate slecht en de verpleging mag niet vergeleken worden met wat heden in onze ziekenhuizen wordt gepresteerd. Geen wonder dat – bij wijze van spreken – de kraaien steeds op het dak zaten.
Herinner me nog goed het transport van de zieken naar het ziekenhuis. In een langwerpige mand lag een stromatras en aan de buitenkant waren twee draagbomen gemonteerd. Over de mand lag een huifvormig deksel. Twee mannen, een voor en een achter, ieder met een kruiszeel over de schouders, droegen die draagmand van het ziekenhuis naar de woning van de zieke. De twee mannen gingen dan naar binnen en droegen de zieke naar buiten. Gadegeslagen door de nieuwsgierige buren werd de zieke dan in de mand gelegd. De twee dragers deden zwijgend hun sjouwende plicht en de voorbijgangers bleven even staan om te luisteren naar het gekreun van de zieke en naar het zwiepend geluid van de langs de mandschurende buigende draagbomen.”
In het najaar van 1889 werd dr. J. Hocke Hoogenboom tot Heelmeester van het Algemeen Burgerlijk Armbestuur benoemd. Daarmee kreeg hij de dagelijkse leiding over het Algemeen Ziekenhuis. Het Algemeen Ziekenhuis werd in 1906 verplaatst naar een perceel aan de Paardengracht. Om dr. Hocke te eren voor zijn grote inzet voor dit nieuwe gebouw, kreeg de singel langs dit ziekenhuis de naam Dr. Hockesingel. In 1935 werd het Algemeen Ziekenhuis vergroot door er een bovenverdieping op te plaatsen.
Het Barbara Ziekenhuis
Nadat de Katholieken zich aan het eind van de 19e eeuw uit het Algemeen Ziekenhuis hadden teruggetrokken, openden zij in 1895 aan de Elisabethdreef het Sint Barbara Gesticht, het latere Barbara Ziekenhuis. In 1902 werd dit ziekenhuis verder uitgebreid. Het Barbara Ziekenhuis werd beheerd door de door pater Wolff gestichte vrouwencongregatie van de eerwaarde zusters van Jezus Maria Jozef (JMJ). De verzorging in dit ziekenhuis was helemaal in handen van de in habijt geklede nonnen.
In 1933 betrok het Barbara Ziekenhuis nieuwe huisvesting. Het was een naar de eisen van de tijd ingericht ziekenhuis met speciale barakken voor de verpleging van besmettelijke ziekten. Dit ziekenhuis stond hiermee in Nederland aan de top. De opening van het ziekenhuis was een evenement dat een magische aantrekkingskracht uitoefende, en niet alleen op Roomse ingezetenen.
Het Beatrix Ziekenhuis
In 1959 werd – ter vervanging van het Algemeen Ziekenhuis aan de Dr. Hockesingel – het Beatrix Ziekenhuis aan de Prins Bernhardstraat geopend. Dit moderne ziekenhuis telde 75 bedden. Er was een apart zusterhuis voor 38 zusters. Daaronder bevonden zich de poliklinieken voor chirurgen, internisten, KNO-artsen en de kinderarts. De verpleegafdeling bestond uit acht ‘klasse-kamers’, acht zalen, een dagverblijf voor mannen en een voor vrouwen.
Interconfessionele Stichting Gezondheidszorg Culemborg en omstreken
De relatie tussen de twee Culemborgse ziekenhuizen is nooit goed geweest. De concurrentie ging zelfs zo ver dat men – net na de Tweede Wereldoorlog – elkaars patiënten stal. In Nederland was er in die tijd, vooral in de grote steden, een groot tekort aan operatiecapaciteit waardoor patiënten vaak doorverwezen werden naar ziekenhuizen in de provincie. Deze patiënten kwamen in de regel met de trein naar Culemborg. Bij het station werden zij – nietsvermoedend – opgevangen door en meegenomen naar het ‘verkeerde’ ziekenhuis. Eind jaren vijftig realiseerde men zich dat de onderlinge rivaliteit tussen de ziekenhuizen een ongezonde situatie was en werd een begin gemaakt met samenwerking tussen beide ziekenhuizen. In 1957 werd een contactcommissie opgericht, waardoor het mogelijk werd dat beide ziekenhuizen met dezelfde medische staf gingen werken. Gedwongen door de overheid moesten de ziekenhuizen in 1969 fuseren. Het Beatrix Ziekenhuis werd Verpleeghuis en samen met het Barbara Ziekenhuis ondergebracht in de nieuwe ‘Interconfessionele Stichting Gezondheidszorg Culemborg en Omstreken’. De bedoeling van de stichting was om in Culemborg een nieuw ziekenhuis en een verpleeghuis te realiseren. In 1971 werd het plan gepresenteerd voor een nieuw Barbara Ziekenhuis met 140 bedden aan de Elisabethdreef. Het gebouw van het Beatrix Verpleeghuis aan de Prins Bernhardstraat zou naast verpleeghuis tevens een opleidingsschool worden voor verplegenden en verzorgenden.
Ziekenhuis Rivierenland Tiel
De toenmalige regering besliste anders. In Tiel werd een groot regionaal ziekenhuis gebouwd en het Culemborgse ziekenhuis moest worden gesloten. Op 5 maart 1975 ging de Interconfessionele Stichting Gezondheidszorg Culemborg en Omstreken samen met de Stichting Christelijke Ziekenverpleging Sint Andreas/Bethesda in Tiel op in de nieuwe Interconfessionele Stichting Gezondheidszorg, die op 28 april 1982 Ziekenhuis Rivierenland Tiel opende. Culemborg hield alleen een polikliniek over in de tuin van het voormalige Barbara Ziekenhuis, die formeel deel uit maakt van het Ziekenhuis Rivierenland Tiel.
Het Barbara Ziekenhuis werd verkocht. Het is nu een appartementencomplex. Het verdwijnen van het Culemborgse ziekenhuis is niet zonder slag of stoot gegaan. Heel Culemborg was verontwaardigd en op verschillende manieren is geprobeerd dit vertrek tegen te houden. Het protest mondde uit in een grote protestmars naar het stadhuis waar prominente Culemborgers het woord voerden en waar veel aandacht aan werd geschonken door TV, radio en pers.
Dit heeft echter niet mogen baten. Culemborg was, wat betreft ziekenhuizen binnen de gemeentegrens, weer terug bij waar het in 1860 was.
Jack van der Winkel