Zoeken

De geschiedenis van de kruisverenigingen

Van de vele kruisverenigingen die er in Nederland bestonden, kende Culemborg naast het Rode Kruis het Groene Kruis en het Wit-Gele Kruis.

Het voormalige Wit Gelekruis-gebouw aan de A. van-Lalainglaan
1906

Op 8 mei 1906 werd in Culemborg een afdeling van het Groene Kruis opgericht. Groen verwees naar de kleur van de medische faculteit van de Universiteit Utrecht. Door verpleging aan huis wilde het Groene Kruis armen en zieken helpen, ongeacht hun religie. Het devies luidde dan ook ‘Door allen, voor allen’. In 1906 werd in Culemborg ook de St. Liduina Vereniging opgericht, de voorloper van het Culemborgse Wit-Gele Kruis. Wit en geel zijn de pauselijke kleuren. De doelstelling van die vereniging luidde: ‘de maatschappelijke gezondheidszorg in de ruimste zin van het woord volgens de Katholieke beginselen te behartigen.’Ook vóór die tijd waren er al verenigingen die zich inzetten voor zieken, bijvoorbeeld de Algemene Ziekenzorgen Ziekenzorg Wilhelmina, St. Jozeph en Troost der Zieken.

De eerste voorzitter van het Groene Kruis, W.B. Dresselhuijs, kon bij de eerste algemene vergadering trots melden dat ‘278 particulieren en 4 ziekenverenigingen, tezamen ruim 700 personen, zich hadden aangemeld.’ Een overzicht uit 1942 meldt 542 betalende leden. In de statuten was het lidmaatschapsgeld, vooraf ingezet op ƒ 0,50 per jaar, al verdubbeld naar minimaal ƒ 1,- per jaar. Daarnaast hoopte de nieuwe vereniging op vrijwillige bijdragen, subsidies, schenkingen en legaten. In ruil daarvoor hadden de leden recht op gratis hulp en konden ze zonder kosten verpleegmiddelen lenen. In de notulen van 22 juni1906 wordt duidelijk om welke verpleegmiddelen het gaat:

‘ Op advies van Dr. Hocke wordt besloten aan te schaffen:3 grote en 3 kleine ledikanten (zoo mogelijk gewijzigd… daar deze met het oog op de beperkte ruimte in arbeidswoningen met hun draaiend rugsteun niet aan te bevelen zijn)…, vijfwindkussens, zes stel hospitaallinnen, zes stel selectum, twaalf ondersteken, twaalf urineflesschen (6 voor mannen en 6 voor vrouwen), zes ziekenstoelen, drie irrigators, zes glycerinespuitjes, één ijskist, één gummiwarenbus, drie ronde ijszakken, drie kalo ijszakken, drie borstijszakken, drie urineschuitjes, drie waterbedden, zes tochtschermen, 50 sputumflacons (blauw glas, besloten wordt deze niet van de lijders terug te nemen), drie inodores, drie croupketels. Dit alles tezamen zal ongeveer kosten de som van
ƒ 500.’

Wat “kalo ijszakken”, en “selectum of inodores” zijn, wordt niet vermeld.

Zuigelingenzorg en tuberculosebestrijding

De kruisverenigingen bekommerden zich niet alleen om zieken en ouderen, maar verleenden ook zorg aan zuigelingen en kleuters en gaven cursussen voor (aanstaande) moeders. Daarnaast ging veel geld en inzet naar de bestrijding van de tuberculose in Culemborg. In 1924 stonden er bijvoorbeeld 27 TBC-gezinnen onder toezicht van het Groene Kruis.

Eén patiënt werd gedeeltelijk op kosten van de vereniging in een sanatorium verpleegd. Het jaarverslag vermeldt verder vijf woningontsmettingen en tien ontsmettingen van lijf- en beddengoed. De gemeente, de provincie en het rijk ondersteunden de tuberculosebestrijding van het Groene Kruis met respectievelijk
ƒ 250, ƒ 351 en ƒ 764,50 in dat jaar.

De samenwerking tussen het neutrale Groene Kruis en het katholieke Wit-Gele Kruis, toen nog St. Liduina geheten, dateert uit de twintiger jaren. Het rijk keerde namelijk alleen subsidie voor de tuberculosebestrijding uit als alle plaatselijke kruisverenigingen samenwerkten.

Groei

In de eerste 40 jaar van het bestaan van het Groene Kruis varieerde het ledental van 485 tot 638. In die tijd groeide het aantal afgelegde bezoeken van 1150naar 2268.Dat de financiële middelen ook toen al zelden toereikend waren, blijkt uit praktisch alle jaarverslagen. Het verslag van het vijftigjarig bestaan van het Groene Kruis in 1956 vermeldt, dat er in die tijd geen geld was om de wijkzuster een telefoon te verstrekkenen dat dit tijdens de jaarlijkse algemene vergadering door een van de leden aan de kaak werd gesteld.

De voorzitter moest helaas:

‘de deplorabele toestand van de Verenigingskas bloot leggen. Groot was mijn satisfactie toen ik een paar dagen later, van diezelfde lastige meneer, een versterking voor de kas kreeg van f. 500. Ze vielen op een gloeiende plaat!’

Het waren de wijkzusters die het werk van de vereniging uitvoerden. Namen van wijkzusters die in oude krantenberichten en notulen opduiken zijn onder andere zr. König, zr. Fransen en zr. Bange (1924), zr. Brunner, zr.Ausems en zr. Timmermans. In het begin werkten ze vaak vanuit huis. Later kocht het Groene Kruis het pand Ridderstraat 1.

Zuigelingenzorg en tuberculosebestrijding
Na 1940

In 1941 werd hier het magazijn gevestigd; vanaf 1950 was hier ook een consultatiebureau gevestigd. In 1951 kocht het Wit-Gele Kruis een pand vlakbij: Slotstraat 7-7bis. De kruisverenigingen groeiden en ook hun onderkomens werden groter. In 1963 betrok het Wit-Gele Kruis een nieuw gebouw aan de Van Lalainglaan.

In dezelfde tijd ging het Groene Kruis naar de Keestrasingel. Inmiddels heeft het gebouw aan de Keestrasingel plaatsgemaakt voor twee woningen en zit aan de Van Lalainglaan een paramedisch centrum. In 1973 fuseerden de kruisverenigingen. Tegenwoordig valt de thuiszorg onder de Stichting Thuiszorg en Maatschappelijk Werk Rivierenland (STMR). Deze stichting bestrijkt heel Rivierenland en Leerdam en beschikt volgens de laatste jaarcijfers over circa1500 medewerkers en een budget van ongeveer 44 miljoen euro. Hiervan is driekwart afkomstig van de AWBZ.

Een blik in een consultatiebureau uit de jaren 50 van de vorige eeuw. (Nagebootst )