Zoek

Scholen negentiende eeuw

De eerste onderwijswet uit 1801 had tot doel het aantal scholen uit te breiden zodat alle kinderen naar school konden. Dat betekende niet dat er een leerplicht was.

Bij de herziening van de wet in 1803 werd bepaald dat er alleen openbare scholen mochten bestaan. Hiermee hoopte de wetgever een groter maatschappelijke verdraagzaamheid te bereiken. Door de grote toeloop van leerlingen was de doelstelling van alleen openbaar onderwijs echter niet te realiseren. In de wetswijziging van 1806 werden bijzondere scholen weer toegestaan, maar alleen met toestemming van het plaatselijke bestuur. In de wet van 1806 werden ook voor het eerst eisen gesteld aan de kwaliteit van het onderwijs. Zo werd elke gemeente verplicht een schoolcommissie te benoemen als er in de gemeente een of meer openbare scholen en een of twee bijzondere scholen waren gevestigd. De leden van een dergelijke commissie hadden tot taak de algemene toestand van de scholen binnen de gemeente te controleren. De commissie in Culemborg bestond uit de volgende leden: H.F. Bosch (voorzitter), W.J. Renaud, E. Hoytema, W. van Woudenberg en Huberti.

Culemborg telde in 1810 de volgende scholen:

  • De Hollands-Franse stads-en kostschool, openbare school van de eerste rang. Onderwijzer Bastiaan Batenburg
  • Openbare Lutherse school. Onderwijzer onbekend
  • Openbare school van liefdadigheid, de armenschool. Onderwijzer Van Bruggen
  • Eerste Bijzondere School der tweede klasse. Onderwijzer S. Hulshof
  • Tweede Bijzondere School der tweede klasse. Onderwijzer W.P. Marlet
  • Derde Bijzondere School der tweede klasse. Onderwijzeres C. Döderlein

Verder waren er nog een aantal zogenaamde kleinkinderscholen gedreven door o.a. de schoolhoudsters Wijnanda Vermeer, weduwe Johanna Bollen, weduwe Gessel, weduwe Johanna Pero en Elisabeth Vermeulen.

Nadat de schoolcommissie in 1806 was geïnstalleerd zijn de leden van de commissie al direct in dat jaar gestart met het bezoeken van de Culemborgse scholen. Om een beeld te krijgen van de kwaliteit van het Culemborgse onderwijs laten we hieronder de bevindingen van de commissieleden bij een aantal scholen volgen.

De Hollandse-Franse stads- en kostschool werd bezocht door de commissievoorzitter de heer Bosch. Tot zijn genoegen merkte hij dat er stilte in de klas heerste en dat alle leerlingen op hun plaats zaten. Meester Batenburg gaf zelf aan een groep Franse les. Verder was er een les in vaderlandse geschiedenis over het tijdvak van de Hollandse graven. De heer Bosch was tevreden en rapporteerde positief aan de commissie.

Openbare School van Liefdadigheid, de armenschool, werd bezocht door de heer Renaud. Deze was heel wat minder positief. Het was een grote klas van wel zestig kinderen en er heerste geen stilte en orde. Ook trof hij boeken in de klas aan die daar niet thuishoorden. De heer Renaud heeft daar de heer Van Bruggen op aangesproken, maar niet gecontroleerd of er hierna een verbetering was ingetreden.

Derde Bijzondere School der tweede klasse werd bezocht door de heer Hoytema. Deze school telde elf leerlingen. Zes van deze leerlingen waren in de kost. In de ochtend gaf Catharina Döderlein Frans en twee keer per week aardrijkskunde. In de middag werd er handwerken gegeven.

Eerste Bijzondere School der tweede klasse werd ook door de heer Hoytema bezocht. Hier werd schrijven en rekenen gegeven. De heer Hoytema was absoluut niet tevreden met de kwaliteit van lesgeven. Ook vond hij de kinderen niet netjes genoeg.

Bijzondere scholen waren door de wet in twee klassen ingedeeld. De bijzondere scholen eerste klasse werden gefinancierd door de diaconieën, weeshuizen en het Nut. Dit soort scholen kwam in Culemborg echter niet voor.

Leesplankje voor het ‘ABÚ onderwijs’ in spellen. Illustratie uit het Nieuw Nederduytsch A.B.C. Boek. (Collectie Onderwijsmuseum, Rotterdam)

De bijzondere scholen tweede klasse waren afhankelijk van het schoolgeld van de kinderen. Hiervan waren er in Culemborg drie, waarvan een die zich hier zonder toestemming had gevestigd. In 1806 werden de scholen in vier rangen ingedeeld, afhankelijk van de vakken die er gegeven werden.
Scholen van de vierde rang: alleen lezen, schrijven en rekenen.
Scholen van de derde rang: lezen, schrijven, rekenen en Nederlandse taal
Scholen van de tweede rang: lezen, schrijven, rekenen, Nederlandse taal, aardrijkskunde en geschiedenis.
Scholen van de eerste rang: lezen, schrijven, rekenen, Nederlandse taal, aardrijkskunde en geschiedenis en natuur- en wiskunde

Ontucht

Er gingen al een tijdje de geruchten dat de heer Van Bruggen, onderwijzer van de Openbare school van liefdadigheid, de armenschool, niet van de meisjes kon afblijven en dat hij hen zelfs seksuele handelingen liet verrichten. Zo had hij o.a. de gewoonte meisjes te betasten via de zakken in hun rokken. Ook moesten meisjes onder de lessenaar gaan zitten waarop Van Bruggen zijn broek losmaakte. Dit bleef bij de andere kinderen niet onopgemerkt en de jongens in de klas begonnen hem als ‘hoerenloper’ uit te schelden. Pas na maanden hebben een aantal ouders hun beklag gedaan bij de Schoolcommissie. Het rapport dat na onderzoek van de commissie verscheen was verbijsterend. Het ging om ten minste om vijftien meisjes van 11, 12 en 13 jaar die door Van Bruggen tot ontuchtige handelingen waren gedwongen. Kort daarop is Van Bruggen ontslagen.