Zoek

Ziekenhuis in de Goilberdingerstraat

Op de plaats van het huidige appartementencomplex Goilberdingerstraat 7, 9, 11 en 13 stond aan het begin van de 19e eeuw het huis van Theodorus Bosch, rentenier. Het huis is in 1844 verkocht aan de predikant Wilhelmus Barends. Omstreeks 1860 is het pand gekocht door de Algemeen Armbestuur om het te verbouwen tot ziekenhuis.

In 1859 kwam de Culemborgse Courant met het bericht dat Culemborg de ongezondste gemeente in Gelderland was. Er diende van alles te worden gedaan om de gezondheidstoestand in Culemborg te verbeteren. De Vereniging tot wering van het misbruik van sterke drank gaf in een eerste reactie de jenever de schuld van de slechte gezondheidstoestand. Goed bier voor de mindere man zou de gezondheidstoestand zeker verbeteren. Dat de alcohol het lichaam ondermijnde had men toen al wel begrepen, maar dat vooral de honger, slechte woontoestanden, lange werktijden en onwetendheid de grote veroorzakers waren van de slechte gezondheidstoestand wist men toen nog niet. Net zo min als men op de hoogte was van allerlei besmettingen.

De Gemeenteraad stelde een commissie in die moest gaan onderzoeken of uit de inkomsten van het “Algemeen Armenbestuur” niet iets meer tot nut van de gemeente gedaan kon worden. De conclusie uit het onderzoek was dat er grote behoefte was aan een ziekenhuis. In het rapport aan de gemeenteraad werd dit onderbouwd met de volgende argumenten: “De zorg voor het voorgeschreven dieet, het geregeld gebruik van de medicijnen, de nodige ruimte, frisse lucht, de vereiste stilte en rust en de regelmatige controle van de arts kon in de woningen van de armen niet worden verkregen”.

De realisering van een ziekenhuis was van het grootste belang om de gezondheidstoestand te verbeteren. De meeste epidemische ziekten vonden hun oorsprong vonden in de armenbuurten. Door betere geneeswijzen zouden deze ziekten al onschadelijk kunnen worden gemaakt voor zij zich verder verspreiden.”

De gemeenteraad besloot hierop dat het Algemeen Armbestuur een ziekenhuis kon stichten en exploiteren. Er werd al snel een geschikt huis gevonden en aangekocht in de Goilberdingerstraat. De commissie liet zich eerst goed informeren in andere ziekenhuizen voor men met de verbouwing begon en op 1 januari 1861 was het zo ver: het Algemeen Ziekenhuis werd officieel geopend.

Het gebouw had de volgende indeling. Je kwam binnen in een hal/wachtkamer met langs de muur een bank. Vervolgens kwam je in de middengang met naar links het huishoudelijke gedeelte, de keuken, een bergruimte en de woning van de directrice. Naar rechts vond je twee zalen voor lijders aan besmettelijke ziekten.

Boven waren dan nog vier zalen, twee voor vrouwen en twee voor mannen. De zolder diende voor opslag van o.a. linnengoed, dekens, enz. In totaal was er de beschikking over 40 bedden. Boven de hal was een vertrek waar patiënten werden onderzocht en geopereerd. In het hele ziekenhuis waren genoeg kranen aangebracht met fris water en alle vertrekken werden verwarmd door middel van gas. De patiënten droegen kleding van het ziekenhuis en sliepen in ijzeren ledikanten met matrassen van zeegras. Men streefde er naar om alleen zieken op te nemen waarvan men dacht dat zij beter konden worden.

Wat kostte dat allemaal?

Vraagprijs voor behandeling ging als volgt:

  • Behoeftige Culemborgers die onderstand genoten en niet onder een kerkelijk armenbestuur vielen werden kostenloos behandeld;
  • Behoeftige Culemborgers die onderstand genoten en wel onder een kerkelijk armenbestuur vielen betaalden zeven cent per dag;
  • Behoeftige die elders onderstand genoten en zieken uit de gemeente die niet tot de behoeftige gerekend konden worden betaalden vijftig cent per dag:
  • Het was de gewoonte dat de zieken die niet konden lopen door bedienden van het ziekenhuis naar het gesticht werden gebracht.

Met uitzondering van de door de dokter voorgeschreven diëten bestond de voeding uit:

  • Ontbijt: 1 ons grof tarwebrood met thee.
  • Middageten: 1 ons koud rund-of kalfsvlees, aardappelen en groente.
  • Half vier: kop thee.
  • Half zeven: ½ ons grof tarwebrood.
  • Avondeten: pap, of 1 ons grof tarwebrood met thee

Bezoekuren waren elke woensdag en zaterdag ’s morgens van tien tot twaalf uur.

Zoals de gemeentesecretaris Mr. P. Alma in januari 1861 schreef in de Culemborgse Courant schreef: “De arme lieden van Culemborg hebben inderdaad eene Nieuwjaarsgift ontvangen waarvoor ze niet dankbaar genoeg kunnen wezen”.

In de Culemborgse Courant van 13 augustus 1948 gaf de bekende Culemborger Otto de Beus (pseudoniem: Johan van Redichem) een ooggetuige verslag van dit ziekenhuis in die eerste jaren. Ik laat dat hieronder volgen.

“Ik herinner me nog dat omstreeks 1880, toen het ziekenhuis al twintig jaar bestond, de patiënten tijdens een pokkenepidemie weigerden naar het ziekenhuis te worden gebracht. Ze gingen liever, naar oude gewoonten, thuis in de bedstee dood. Men moet grote bewondering en eerbied hebben voor hen die ons dit eerste ziekenhuis schonken. Desondanks bleef er onder dat gedeelte van de bevolking voor wie het was bestemd een hardnekkig verzet tegen verpleging in het ziekenhuis voortwoekeren. Het spreekt haast van zelf, dat vele patiënten stierven. De algemene toestand was toen in Culemborg uitermate slecht en de verpleging mag niet vergeleken worden met wat heden in onze ziekenhuizen wordt gepresteerd. Geen wonder dat bij wijze van spreken, de kraaien steeds op het dak zaten.

Ik herinner me nog goed het transport van de zieken naar het ziekenhuis. In een langwerpige mand lag een stromatras en aan de buitenkant waren twee draagbomen gemonteerd. Over de mand lag een huifvormig deksel. Twee mannen, een voor en een achter, ieder met een kruiszeel over de schouders, droegen die draagmand van het ziekenhuis naar de woning van de zieke. Bij het huis van de zieke aangekomen werd de mand voor de deur gezet. De twee mannen gingen dan naar binnen en droegen de zieke naar buiten. Gadegeslagen door de nieuwsgierige buren werd de zieke dan in de mand gelegd. De twee dragers deden zwijgend hun sjouwende plicht en de voorbijgangers bleven even staan om te luisteren naar het gekreun van de zieke en naar het zwiepend geluid van de langs de mand schurende buigende draagbomen.

Dat is nu allemaal volmaakt verleden tijd. Gelukkig bezit Culemborg nog een getuige in de populaire dokter Hocke die in dat oude ziekenhuis zijn medische staf heeft gezwaaid tegen bijgeloof en wanbegrip.”

In de loop der jaren zijn de kosten van het Algemeen Ziekenhuis steeds meer voor rekening gekomen van de Nederlands Hervormde- en de Katholieke kerk. Het Armenbestuur droeg nog maar voor enkele patiënten de kosten. Intussen begon het begrip door te dringen dat dit ziekenhuis niet meer kon voldoen aan de eisen des tijd. Vooral dokter Hocke heeft zich ingezet voor de bouw van een nieuw ziekenhuis.

Bronnen:

Regionaal Archief Rivierenland.

Merkelbach H.P.J.E. “Ziekenhuisvesting en ziekenzorg in Culemborg tot 1900”. Artikel in “De drie steden” nummer 1 van 2002. Uitgave van het streekarchivariaat Tiel-Buren-Culemborg.

Redichem Joh. van. “Hoe is in Culemborg het ziekenhuiswezen gegroeid?”. Twee artikelen verschenen in de Culemborgse Courant van 6 en 13 augustus 1948.