Search

Watersnood in de Betuwe, 1945

Om de geallieerde opmars tegen te houden hebben de Duitsers eind 1944 de Betuwe onder water gezet. Dit deden zij door o.a. op 2 december 1944 de rivierdijk bij Elden op te blazen. Hierdoor liep het water de Betuwe in. Opzet was om het gebied tot aan de liniedijk tussen Ochten en Kesteren te laten overstromen.

Het gebied tussen Ochten en Kesteren was al door de geallieerden bevrijd, maar moest snel weer worden ontruimd. Deze liniedijk kon de druk van het water echter niet aan en bezweek. Het gevolg hiervan was dat een gebied met daarin de dorpen Lienden en Maurik ook onder water kwam te staan. In dit gebied waren nog Duitse militairen gelegerd die nu hals over kop geëvacueerd moesten worden. Het stijgende water moest nu gestopt worden door de kanaaldijk langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Deze dijk was daar echter niet op berekend en moest zo snel mogelijk verstevigd worden. Inwoners uit het bedreigde gebied werden opgeroepen en verplicht te werk gesteld aan de versteviging van de kanaaldijk. De dijk werd gered, maar men kon niet voorkomen dat door kwelwater het gebied verder westwaarts onder water kwam te staan. In Culemborg kwam een gebied, waar nu de wijken Terweijde en Voorkoop zijn gebouwd, helemaal blank te staan.

Terugtrekkende Britse militaire

 

Opgeblazen dijk bij Elden

Hieronder een verslag over het werk aan de kanaaldijk door de heer Scheepers, verschenen op 23 december 1949 in de Culemborgse Courant. Dit verslag is bewerkt en ingekort.

Een dijkleger trok op naar Rijswijk

Midden in de nacht kwam het lang gevreesde bericht. Onheilspellend klonken de slagen op het bekken van Manus van Empel, de stadsomroeper, toen hij door de stille straten omriep: “de burgers worden gewaarschuwd have en goed in veiligheid te brengen. De dijk staat op springen”. Uit was het ineens met de rust en geen mens trok zich nog iets aan van de zeer strenge spertijd. Grote kudden vee werden naar de Diefdijk gedreven. Van een echte uittocht was echter nog geen sprake, al had ieder zijn boeltje gereedliggen.
“’t Zal wel meevallen” was onze conclusie, “want de moffen vertrekken nog niet met hun zware materiaal”. En daarbij bleef het voor ons voorlopig. En zie: een uur later klonk weer de bekkenslag. Iedereen rende naar buiten, ook wij. Nu was het nieuws: “De dijkgraaf (een goed Nederlander) heeft de verantwoording over de polder weer van de Duitsers overgenomen en roept alle mannen tussen 16 en 60 jaar op om morgenvroeg 6 uur aan de Imprimatur te komen. Zo mogelijk met schoppen en voor één dag eten. De dijkgraaf staat persoonlijk in voor de veiligheid en de vrijheid van ieder. In 2 à 3 dagen zijn allen terug, of verdronken. Voor voeding en onderdak wordt gezorgd!”.

Manus van Empel Willem van Keulen, Elisabeth Weeshuis Museum
6.000 man en… worst op het brood.

En nu lezer, nu geschiedde er iets groots in de geschiedenis van ons waterland. Weken van Duitse razzia’s hadden nog geen 100 man opgeleverd, maar de volgende morgen, het was nog donker, op 17 februari 1945 stonden ca. 6.000 man gereed! Welbewapend met schop en brood! Iedereen, werkelijk iedereen was er, de sigarenmaker en machinebankwerker evengoed als bankdirecteur de kapelaan, dominees kloosterlingen, dokters en apothekers. Wie geen schop had ging er zo heen, maar gaan: dat deed iedereen!
Bij loting werd één R.K. geestelijke en één dominee aangewezen die in de stad moest blijven, evenals één dokter en één apotheker. Verder vertrok iedere man die lopen kon en een schop vast houden. Ook zij die ver boven de 60 waren.
Een slager zorgde voor een groot aantal worsten voor de eerste ploeg die uitrukte. De hemel mag weten hoe die man dat klaar speelde. En heen ging het in rijen van 4 of 5, vaderlandse liederen zingend. Ja, heus: “Voor koningin en vaderland” klonk evengoed als “It’s a long way to Tipperary”. Dit terwijl voor en achter iedere groep een met machinepistool gewapende Duitse liep. Een beetje machtsvertoon hadden de heren na dit modderfiguur toch wel nodig. We gingen immers het frontspergebied binnen. Na 2 uur marcheren kwamen we bij de dijk! Het woelige water stond slechts enkele centimeters onder het boord. Hier en daar siepelde het er overheen en op andere plaatsen gulpte het water met kleine stroompjes uit allerlei holen en gaten ‘Lijk bloed uit vele wonden’.

De strijd tegen het water

Een waterstaatsingenieur hield voor elke groep een korte, maar kernachtige speech, heel ongezouten in ruwe mannentaal, maar uit het hart gegrepen. En God is met de hopelozen, want welke ingenieur haalt het in zijn hoofd om duizenden (uit andere dorpen en steden kwamen ook talloze groepen) ongeoefende arbeiders aan een bedreigde dijk te laten werken? Zonder leiding, met niets anders dan een korte, zeer algemene instructie. En hoe kinderachtig was dat mensengepeuter als je achter die dijk die eindeloze grauwe dreigende watermassa zag? Hier en daar een torenspits boven de golven, een boomkruin of een nok van een hoog huis. Of als je de duiker van de Maurikse wetering, die nog open stond, zag koken, woelen en bruisen? Meters hoog spoot daar het opgestuwde water op en zelf zag ik hoe een grote kar hooi, die ervoor gereden werd om er in zijn geheel ingestort te worden, er als een licht veertje doorheen joeg. Of spoorbielzen die afknapte als lucifershoutjes. Tegen deze kracht is niets bestand en dan wilden die kleine mensen hier iets uitrichten? Maar waar het nuchtere verstand terugdeinst, overwinnen vaak enthousiasme en … de harde noodzaak.

Maar er was geen keus, niet voor de ingenieur, niet voor de arbeiders. Het was winnen, of… maar dat is te ontzettend om aan te denken. Er stonden ongeveer 16.000 mensen op de dijk. Als het niet slaagde, zou de ramp niet te overzien zijn en zouden er slechts weinigen huiswaarts gekeerd zijn. Maar de hemel zelf leidde het werk en we hebben gewonnen. Van Rijswijk tot Tiel, een 14 km lang traject, zag alles werkelijk zwart van de mensen. De Duitsers zetten ten overvloede nog Kaukasiers in en deelde kuch rond.

Nadat de klus geklaard was kregen we allemaal een bon voor een bord erwtensoep, goeie erwtensoep met veel vlees. Daarna gold het bonnetje als “ausweisz” dat je op de dijk je plicht had gedaan en dus voor enige tijd van allerlei vorderingen gevrijwaard was. Ook kon je met dit bonnetje ’s zondagsmiddags naar een Duitse propagandafilm gaan kijken. De dijk was zwart van de mensen, de bioscoop helaas ook…
Maar toch is dit bonnetje een symbool voor me geworden van een grote daad van duizenden kleine Nederlanders in een tijd toen de uitkomst verre leek.
Nog steeds kennen we in het gebied van de grote rivieren een kort gedichtje, en wat meer zegt het leeft nog voor ons, want door de eeuwige vijand, het water, werden we groot en de rivierdelta ontzaglijk vruchtbaar.

“Edelman, bedelman, dokter, pastoor,
Zakenman, huisvrouw, eenling of koor,
Artiest of professor, ondernemer of klant,
Als er een gat in de dijk slaat,
Neem een spade ter hand!”

de heer Scheepers