Zoek

‘Gevonden Verleden’ het eerste industriegebied van Culemborg

Dit gebied was gevestigd rondom de Veerweg en langs de rivier de Lek. Er is nauwelijks meer iets van te zien, maar heel veel Culemborgers verdienden in dat gebied hun brood. Vrijwel alle daar gevestigde fabrieken waren opgericht en langdurig in bezit van één familie: de Van Hoytema’s. Juist daarover gaat dit artikel.

We beginnen met de steenoven, het eerste bedrijf dat op die plek in 1763 gevestigd werd. Het lag ten westen van de Veerweg (restanten van enkele eerdere steenovens zijn gevonden tussen de Westersingel en de spoordijk en bij het Bakelbos was in de tijd van de Heren van Culemborg ook een steenoven gevestigd. De naam van de  boomgaard aldaar, ‘De Ouden Steenoven’, herinnert daar nog aan).

Op de plattegrond van Culemborg van Jacob Perrenot uit ca.1765 staat aan de oever van de Lek de steenoven (“Steenbakkerij”) ingetekend, compleet met droogplaatsen (zie hieronder detail plattegrond).

De plattegrond van Culemborg van Jacob Perrenot uit ca. 1765

In 1830 kwam de steenoven in bezit van Renaud van Hoytema. De benodigde klei kwam uit de Steenwaard aan de overkant van de Lek. De klei werd daar afgegraven, in lorries gestort en per schip naar de steenoven gevaren. In 1876 werd Aleid Johan van Hoytema de eigenaar. De fabriek kreeg steeds weer andere eigenaars en daarmee andere namen : in 1881 “Renaud van Hoytema & Co”, in 1929 “Verpoorte & Dietz” en rond 1934 ”NV Steenfabriek v/h W.B.G. Dietz & Co”. Directeur van deze laatste was dhr. P.D.R. van Steijn. De nog bestaande directeurswoning met ingemetselde gevelsteen waarop de steenfabriek staat afgebeeld werd door hem in die tijd gebouwd en is nu het laatste huis aan de Veerkade (is nu ook Veerweg, nr. 98). In 1952 tenslotte ging het bedrijf verder als de “NV Verpoorte-Swarttouw Vlamovenfabriek”.

Foto: Alies Derwig.
Circa 1950, arbeiders aan het werk bij de steenfabriek in Culemborg Bron: Collectie Gelderland

 

Ten gevolge van saneringen in de steenindustrie werd de fabriek in 1974 stilgelegd. Er werkten in dat jaar nog 30 mensen. In de jaren daaropvolgend werd de fabriek gesloopt. Van de overige gebouwen resteren alleen nog de opzichterswoning aan de Steenovenlaan 1, die geheel uit Culemborgse metselstenen is opgebouwd (het huidige verenigingsgebouw van ‘Les Taxateurs”) en een schuur uit de 19e eeuw.

In 1783 wilde ene Johannes Pelgrim, afkomstig van een bekende glasblazersfamilie in Duitsland, op de plek van de bleekvelden (zie 2x links in de plattegrond van Perrenot “Bleekerij”) een glasblazerij in Culemborg opzetten. Dat ging echter niet door omdat hij geen vergunning kreeg van de stadsbestuurders. Een van de redenen was dat “De ‘vieze’ rook van de glasblazerij de stenen die bij de steenoven lagen te drogen en de was op het bleekveld maar zoude besmeuren”. Hier terzijde : de gebroeders Pelgrim hadden al in 1765 een glasblazerij in Leerdam opgericht en u weet wat daar in die stad van geworden is.

Des te wonderlijker is het dat zo’n kleine 100 jaar later, in 1861, de invloedrijke familie Van Hoijtema het wél voor elkaar kreeg om een glasblazerij te starten. Het verhaal gaat als volgt: De familie Van Hoytema had met enkele vennoten in 1838/39 onder de naam ‘De Hoop’ een branderij voor de productie van jenever opgezet in het Veerweggebied. De gedenksteen die bij de oprichting van die jeneverstokerij/ branderij werd aangebracht is nog te vinden in het Museum Elisabeth Weeshuis.

Er werd in dat bedrijf niet alleen van graanjenever gestookt, maar ook van suikerbieten en aardappelen. In 1845 mislukte echter de aardappeloogst en er werd daarvoor in de plaats gebruik gemaakt van beetwortelen en zelfs van appels. Behalve jenever werd er ook likeur gemaakt o.a. voor de export naar Caracas.

Foto: Alies Derwig.
De dranken werden in flessen gebotteld die aangekocht werden bij een glasfabriek in Vuren (en mogelijk ook in Leerdam). De familie Van Hoytema bedacht echter in 1861 dat het goedkoper zou zijn zélf de flessen te gaan maken en richtte daartoe op het terrein achter de Veerweg de zogeheten “Culemborgschse glasfabriek” op (later bekend als “Van Hoytema &Co”). Om hun merkwaardige vorm werden die ovens “(glas)hutten” genoemd en de fabriek “De Hut”. In de “glasovens”, de klassieke naam voor glasblazerij, werden door de blazers drankflessen geblazen die een heel specifieke vorm hadden (zie afbeeldingen) en “kelderflessen” werden genoemd. Ook blies men zogeheten “demijohns”, grote dikbuikige verzamelflessen.

Kelderflessen van Van Hoytema & Co. Bron: Peter Vermeulen

De flessen, gevat in hulzen van stro, werden vervoerd in een houten kist, het zogenaamde “keldertje” (oud Hollandse naam voor kist). De benaming kelderfles is dus vernoemd naar de kist waar ze in vervoerd werden. Deze kisten werden gemaakt bij de pakkistenfabriek van L.(Leendert) Sillevis & Zn., opgericht in 1870, samen met een draadnagelfabriek. Bij deze fabrieken werden de.Van Hoytema’s ook mede-eigenaar. De fabriek vervaardigde kisten in allerlei soorten en maten en voor allerlei doeleinden, zoals veilingkisten voor het fruit, veekoeken, enz. Het bedrijf was gevestigd aan de Veerweg, op no. 2 (liep door tot langs de Kleine Buitenom). Tot 1921 was de met een kleindochter van Leendert Sillevis gehuwde G.A. Benders de directeur en woonde aan de Havendijk 23. Er was al een houtzagerij van Leendert Sillevis & Zn gevestigd bij de helling, aan de haven die in 1919 sloot (de veiling kwam daar toen in).

 

Verpakte jeneverflessen Bron: ‘De kelderfles’ Robert van Ee en Peter Vermeulen.

Niet alleen voor eigen gebruik, maar tussen 1861-1919 ging de Culemborgse glasfabriek ook nog voor andere jeneverstokerijen produceren en werden er ook nog heel andere soorten glaswerk vervaardigd zoals rijnwijnflessen, vitrioolflessen (flessen voor sterke zuren), spuitwaterflessen, inmaakflessen, laboratorium-glaswerk, medicijnglas, retorten (glazen vaten bestemd om vloeistoffen te scheiden zoals bij distillatie), weerglazen, eau-de-cologne flesjes, glazen buizen en stopflessen en zo meer.

Bijna 90 jaar lang was Van Hoytema & Co. een bloeiend bedrijf met een grote overzeese export naar landen als de U.S.A., Australië, Argentinië, Venezuela, Zuid-Afrika, Suriname, Nederlands Oost Indië en West-Afrika (Nigeria, Ghana). Dat het de familie goed ging is te zien aan het huis dat zij lieten bouwen, wie kent het niet: het huis Sprokkelenburg (fungeerde later als Juliana-school en is recent verbouwd tot appartementencomplex).

Tussen 1870 en 1880 werden aan de Veerweg huisjes gebouwd voor de arbeiders van de glasfabriek met in het midden de poort naar de glasfabriek. Rechts van de poort woonden de stokers en links de glasblazers. Later werd aan het eind van de Steenovenlaan nog een rij bedrijfswoningen gebouwd, de zogenaamde “Leerdamse buurt”. Hier werden de glasblazers, afkomstig van de glasfabriek van Leerdam, gehuisvest. Veel hiervan is afgebroken maar de huizen aan de Veerweg staan er nog.

Een uit Duitsland afkomstige Lutherse glasblazersfamilie, de familie Pelgrim (in Duitsland ook Pilgrim), streek neer in Leerdam. De zes broers van deze uit Nedersaksen afkomstige familie startten een glasfabriek in 1765. Ze waren ook  medestichters van de Lutherse Kerk in Leerdam.

Een van de nakomelingen van die familie, ene Jan Pelgrim, kwam vanuit Leerdam naar Culemborg, huwde met de Culemborgse Gerritje van Asch en kreeg enkele zonen en dochters. Een van hun zonen, Jan Pelgrim ((1876-1958) geboren in Culemborg en overleden in Schiedam, was bijzonder goed in zijn vak en werd in 1904 meester­glasblazer in Schiedam. Hij drukte zijn stempel (merkteken “P”) onder op de kelderflessen die hij had geblazen.

1907, Jan Pelgrim bij het vervaardigen van zijn kelderflessen in Schiedam. Bron: ‘De Kelderfles’ van Robert van Ee en Peter Vermeulen.

 

Stempel met merkteken P onder op de kelderflessen.

Het einde van het de jeneverstokerij in Culemborg kwam in 1927 (eigenlijk al eerder, want de jenever kwam na 1918 in grote vaten uit Schiedam en werd in Culemborg over getapt in de bestemde flessen). Distillateur Johan de Kuyper uit Schiedam nam niet alleen de jeneverstokerij over, maar ook alle rechten die aan de zaak verbonden waren. Na de afbraak van de glashutten werd in 1930 een groot deel van het fabrieksterrein van de glasfabriek overgenomen door de gebroeders De Jager, sigarenmakers, bekend als “DeJaCo”. Naast de glasfabriek werd ook een mandenmakerij opgericht om de grotere voorraadflessen (demijohns, ook wel dames-Jeannes, ballons of bonbonnes genoemd) te bematten met wilgentenen.

Ten behoeve van de glasblazerij werden in 1871 zowel een smederij als een kurkensnijderij gestart. Hiertoe werd een woning aan de Steenovenlaan verbouwd tot smederij en een huis aan de Veerweg tot kurkensnijderij. Deze laatste werd in 1923 verbouwd en werd winkel-woonhuis.

Tot slot: naast de jeneverstokerij startten de gebroeders J.C.F en A.J. van Hoytema in 1854, samen met de heren van Fleulard & Co. te Brussel, een fabriekje onder de naam “Fleulard & Van Hoytema”, waar plantaardig voedsel werd bereid, gedroogd en samengeperst. De eindproducten waren bestemd voor de scheepvaart naar overzeese gebieden. Het lag in het verlengde van de grote export en gebruik op de schepen van hun andere producten (met name de jenever). In 1858 stapte Fleurard uit de vennootschap en gingen de Van Hoytema’s alleen verder onder de naam “Van Hoytema & Compagnie”. Wanneer de fabriek werd gesloten is onbekend, in 1888 was hij nog in bedrijf.

Bron: Opregte Haarlemsche Courant 13-04-1858.
Al deze fabrieken waren dus gevestigd ten westen van de Veerweg, dat dus te zien is als het eerste fabrieksterrein van Culemborg.
Omstreeks 1900, van ansicht Bron: Gelderland in beeld.
Aan dit hele verhaal is in de Vierheemskinderen, Herenstraat 32, een tentoonstelling gewijd.

Veel is er al over gepubliceerd, in boeken, Voetnoten en zelfs in een tijdschrift, maar deze expositie geeft toch net een iets andere kijk en vollediger overzicht op dit gebied aan de Veerweg.

De voormalige steenfabriek, de jeneverstokerij (branderij), de glasblazerij, de kistenmakerij met de draadnagelfabriek, de kurkensnijderij en mandenmakerij worden in beeld gebracht met foto’s en verrassend veel nog voorradig materiaal. Het is bovendien een wonder hoeveel er gevonden is in de grond van het voormalig eerste industrieterrein. Als u de komende weken deze expositie bezoekt zult u meemaken dat het verleden nog springlevend is.

Drie zaken zijn extra vermeldens- en bezoekwaardig : er wordt op de tentoonstelling zowel een verzameling “kunstwerken” (mozaïeken) getoond vervaardigd met vondsten uit de aarde van het Veerweggebied, de uiterwaarden langs de Lek en andere bouwplaatsen, verder een uniek kelkglas uit 1758 geblazen ter gelegenheid van het bezoek van Anna van Hannover (echtgenote van stadhouder Willem IV) met haar zoon aan Culemborg en tot slot een aantal gebruiksobjecten ten behoeve van de glasblazerij uit het Glasmuseum in Leerdam.

 

Open van 9 september tot en met 29 oktober elke vrijdag t/m zondag van 13-17 uur.

Buiten openingstijden op afspraak via e-mail : 4heemsk5@kpnmail.nl

 

Alies Derwig, augustus 2023