Zoek

Een levensmiddelenwinkel in de Prijssestraat

Onverpakte levensmiddelen, kopen ‘op de lat’, geen zelfbediening, geen sluitingstijden… Dochter Annie de Koning-Borgstein vertelt hoe het er vroeger aan toe ging in de levensmiddelenwinkel van haar moeder in de Prijssestraat. Thuisbezorgd bestond al wel!

Toen Rina van Malssen in 1929 met Wouter Borgstein trouwde en zij in de Prijssestraat gingen wonen, besloot ze een winkel te gaan houden. In het pand was daar al een ruimte voor in gebruik geweest, dus dat kwam goed uit. Levensmiddelen. Dat sloot mooi aan bij het werk van haar man, die boer was. Op de Westerwal had hij – later geassisteerd door zijn zoons Wim en Jo – de koeienstal en her en der bouwland. Dat leverde dus melk, verse groenten en aardappels op. De andere waren kwamen van de grossiers Joustra van de Binnenpoort en Wim van der Velde van de Lange Meent, die altijd op maandag de bestellingen kwamen opnemen.

De levensmiddelen waren allemaal nog onverpakt. Alles moest worden afgewogen: de suiker, de erwten, de bonen. De koffiebonen werden gemalen, soms voor ‘een onsje’ koffie in een zakje. Stroop werd met een grote pollepel uit een vat geschept. ‘Precies een pond, dat was haast niet te doen.’ Snoep stond in een rij stopflessen, koekjes in vierkante blikken met een glazen ruitje in het deksel. Er waren kaartjes wol en zuurkool uit de Keulse pot.

De levensmiddelenwinkel van Rina Borgstein-van Malsum

De melk werd door Borgstein uitgevent met paard en wagen. In de oorlog, toen het paard gevorderd was, gebruikte hij de hondenkar. Alleen… zonder hond, maar met zijn dochter Annie ervoor. Annie weet nog dat ze dat leuk vond. Maar bij het naderen van het ‘Kort Ambacht’, waar de meester woonde, begon ze zich opeens te schamen. De meester had kennelijk een goed invoelend vermogen en zei tegen haar vader: ‘Zo, jij hebt een lief paardje voor je kar!’

Er werd thuis ook gekarnd. Met een ingenieus aandrijfsysteem werkte het motortje op maandag zowel voor de karnton als voor de wasmachine. Dus karnemelk en boter waren ook te koop. De heerlijke karnemelkse pap maakte Rina alleen voor haar eigen gezin: met zuring en rozijnen en stroop, of met gedroogde en geweekte pruimen erdoor. En met hooien werd die aan de werkers op het land gebracht.

Sluitingstijden? Alleen op zondag. Soms lagen vader en moeder al op bed en was de deur nog open, omdat er nog kinderen thuis moesten komen. Dan hoorde Rina wel de deur, maar niemand verder komen. Dan was er toch nog een late klant: ‘Rina, heb je nog een potje mosterd?’. Wat was ze dankbaar toen de winkelsluitingswet erdoor kwam!

Alles werd ‘op de lat’ gekocht. Op vrijdag, als de mannen hun loon gebeurd hadden, kwamen de klanten betalen en namen meteen weer een voorraadje boodschappen mee.

Prijssestraat met aan het eind de Vianense Poort

De meisjes – Teunie en Annie – en 10 jaar later het nakomertje Bets, hadden elk hun eigen bezorgwijk voor schooltijd. Bij de grote villa’s deden de meisjes-voor-dag-en-nacht open. Bij de gewone huizen stonden de boodschappen op een hoek van de tafel. Keukenkastjes waren er niet. Zo hielp de heel familie mee. De oude opa Borgstein van de boerderij 1911 aan de Goilberdingerdijk plukte dan bijvoorbeeld de bonen al en kwam lopend naar zijn schoondochter om te laten weten dat zijn zoon die na het avondbrood moest komen halen. Dat ging dan met de transportfiets, zo vol geladen dat Wouter er zelf haast niet achter te zien was. Het kon natuurlijk ook met paard en wagen, maar ja, dan moest je het paard uit de wei halen en later weer terugbrengen.

De klanten hadden ook inspraak. Voor de joodse klanten verbouwden de Borgsteins postelein. En vóór de weck was er een avond waarop de huisvrouwen hun wensen konden komen vertellen. Langzamerhand kwamen er strengere regels: de melk kon niet meer worden uitgevent, de boerderij werd onteigend, er kwamen zelfbedieningswinkels. Rina was in de 60 toen ze op een natuurlijke manier haar winkel kon beëindigen.

Met dank aan Annie de Koning-Borgstein.

Nini Vonk-Wart