Zoek

Overstroming van 1820

De winter van 1819/1820 was een strenge winter. In februari 1820 was door invallende dooi in Zwitserland en Duitsland het water in de rivieren sterk gaan stijgen. Tegelijk werd het water van de rivieren opgestuwd door een harde Noordwesterstorm. Hierdoor braken er op 23 januari op verschillende plekken dijken door, waardoor grote delen van het rivierengebied, waaronder de Betuwe, overstroomde.

Een gebied van ongeveer 1300 vierkante kilometer kwam hierbij onder water te staan. Veel mensen verloren hierbij het leven. Tot overmaat van ramp begon het na de dijkdoorbraken streng te vriezen. Nadat daarna de dooi was ingevallen kwamen er grote massa’s ijsschotsen de rivier afdrijven die alles op hun weg vernietigden.

Ook Culemborg kreeg te maken met wateroverlast. Op dinsdag 25 januari begon het water sterk te wassen en liep de Nieuwstad en een deel van de binnenstad onder water. Op woensdag 26 januari stond bijna de hele stad onder water. Gelukkig zijn er toen geen mensen verdronken.

Citaat van de burgemeester van Wijhe:
“de opmerkingswaardige bijzonderheden welke bij de jongste watersnood alhier hebben plaats gehad, meestendeels daarin bestonden, dat de ijsschotsen toen zo groot drijvende, dat niemand zig herinneren kon dezelve immer zo groot gezien te hebben, daardoor zoveel te grooter verwoestingen aan de buitendijksche huizen en boomen te weeg gebracht. Zware boomen welke alle vorige ijsgangen hebben doorstaan, werden thans omgeduwd.”