Zoeken

De Lek en het Havenkwartier

Rond het jaar 300 was het gebied waar later Culemborg zou verrijzen, drassig en vrijwel verlaten.  Er stroomde slechts een smal veenriviertje; de Rijn stroomde op dat moment nog via Wijk bij Duurstede naar Katwijk, om daar in de Noordzee uit te monden. Door grind en zand tegen de oeverwallen af te zetten, vormde de rivier zelf wallen en dijken. Dit gebeurde alleen in rustige tijden, maar als er weer veel water van boven kwam, dan brak dit zich met veel geweld door de gevormde wallen en dijken heen. De rivier verloor dan langzaam zijn kracht en snelheid en het meegevoerde zand en grind kon dan naar de bodem zakken. Doordat in deze periode de zeespiegel een voortdurende stijging vertoonde, gingen de rivieren trager stromen. Hierdoor trad verlanding van de rivieren op.

De stad Culemborg is gesticht op de plaats waar het oude veenstroompje, de Meer, uitmondde in de Lek. De oudste ontginningen op de oeverwallen van de Lek dateren al uit de vroege middeleeuwen. Toen later ook de achterliggende komgebieden ontgonnen werden, trad bodemdaling op door inklinking en oxidatie van de venige bodem, waardoor het gevaar van overstromingen toenam.

In 860 waren er zoveel ‘vreselijke onweders’ en was het waterpeil van de grote rivieren zo gestegen, dat de oude Rijnloop langs Utrecht het water niet meer aan kon en het rivierwater zich een andere weg zocht. Op zijn weg naar zee vond het water een ander bedding: het al eerder genoemde veenriviertje. Hiermee werd dit riviertje (de Lek) een belangrijke hoofdader in de waterafvoer van de Rijn.

Gunstige ligging

Rond 1100 ging men een dijk aanleggen. Deze dijk stelde nog niet zoveel voor en is niet te vergelijken met de huidige Lekdijk. Deze eerste dijk lag ook op een andere plaats als de huidige dijk. Het tracé liep via de Achterweg, Slotstraat, Kattenstraat en Goilberdingerstraat.

Culemborg was door de gunstige ligging aan twee rivieren minder kwetsbaar voor mislukte oogsten: het was mogelijk om voldoende vis aan te voeren. Culemborg had vroeger twee havens. Aan de zuidzijde lag de Zandpoorthaven en bij de Lange Havendijk de Schoteldoekse Haven. De welvaart van Culemborg was voor een belangrijk deel te danken aan de rivierhandel en aan de daarmee verbonden ambachten.

De Rijnhandel bereikte zijn hoogtepunt in de eerste helft van de zeventiende eeuw. In die tijd stonden in Culemborg vijfenveertig schippers ingeschreven. Dat wil niet zeggen dat die ook allemaal hier woonden. Een aantal van hen huurden hier alleen maar een kamer. Maar deze schippers konden zo profiteren van de tolvrijdom die Culemborg op vele plaatsen genoot. Om de schepen dichter bij de stad te kunnen laten afmeren, werd in 1558 de Kleine Lek gegraven. Deze kwam ongeveer bij Werk aan het Spoel weer in de Lek uit. Vlak voor de Lekpoort werd een kleine haven (colck) aangelegd.

Ronde Haven

In 1609 is er voor de Goilberdingerpoort een grotere haven gegraven, de Ronde Haven, die ook via de Kleine Lek bereikbaar was. Het nadeel van de aanleg van de Kleine Lek was dat mensen die vanuit Culemborg naar het veer wilden, bij de Kleine Lek moesten worden overgezet. Dit gaf zoveel problemen dat men in 1649, net voor de Lekpoort, een dijk in de Kleine lek heeft gelegd die liep tot aan het veerhuis.

In de eeuwen daarna is die dijk, de Veerweg, nog verschillende malen opgehoogd om weerstand te kunnen bieden aan het hoge water. Na 1650 begon de rivierhandel snel terug te lopen en in de achttiende eeuw stelde de Rijnvaart voor Culemborg niet veel meer voor. Halverwege de negentiende eeuw ontstond er weer meer bedrijvigheid rond de Culemborgse haven. Dit was niet alleen het gevolg van het Culemborgse veer en de lijndienst Culemborg-Rotterdam die geopend werd, maar ook omdat de firma Van Hoytema hier zijn jeneverstokerij en glasblazerij vestigde. Zo had bijvoorbeeld de firma Van Hoytema een eigen vloot van dertien schepen en een sleepboot. Ook waren er de kleiboten van de steenoven, die toen heen en weer voeren tussen de steenoven en de kleihaven bij Schalkwijk. Maar de bouw van de spoorbrug droeg eveneens bij aan de levendigheid van dit gebied. In die tijd was het rond de Culemborgse haven een drukte van belang en konden schepen vaak geen ligplaats krijgen.

Peilhuisje aan de Veerweg
Pand aan de overkant van de lek, waar destijds de speeltuin van Van Leur was.

Aan de Veerweg was een peilhuisje verrezen, waar dagelijks het waterpeil van de Lek werd bijgehouden. Bij mooi weer trokken veel Culemborgers op zondagmiddag met het veer naar de overkant, naar de speeltuin van Van Leur.

Gierpont

Dit veer was eind veertiende eeuw in handen gekomen van de Heer van Culemborg en lag sindsdien op de huidige plaats. Daarvoor lag het veer bij het Pikse Bogerdje. Het veer was vanaf 1785 – tot de bouw van de stuw bij Hagestein – een gierpont. Hierna werd het een verankerde motorpont. Vroeger werden de voertuigen gratis overgezet en moest alleen degene die erbij was betalen. Een fiets werd ook gratis overgezet, de berijder betaalde.

Vóór de Tweede Wereldoorlog was dat twee cent. Het veer in Culemborg wordt al vele jaren gepacht door de familie Mason. Als in de winter de Lek dichtvroor, dan had de veerbaas de verplichting een pad over het ijs aan te leggen. Je kon dan lopend, met de fiets of met de auto naar de overkant en terug. Uiteraard moest voor deze overtocht wel betaald worden.

De Lek is een paar keer zo dichtgevroren geweest, dat je lopend of zelfs met de auto naar de overkant kon.

Al voor de Tweede Wereldoorlog begon de drukte op de Lek terug te lopen, onder meer door het verdwijnen van de bedrijven van de firma Van Hoytema. Toen na de oorlog ook de lijndienst van de Rederij op de Lek stopte en de stuwen in de Lek waren gebouwd, werd het stil in en rond de Culemborgse haven. Er lagen bijna geen schepen meer.

Volwaardige jachthaven

Alleen als het water van de stadsgrachten ververst moest worden, was er nog enige activiteit. Hiervoor liep er een lange houten goot vanaf het pompstation richting de muurtjes, waardoor van tijd tot tijd water werd gepompt. Tegenwoordig gebeurt dit geheel automatisch. Culemborg had intussen een watersportvereniging gekregen, ‘De Helling’ genaamd. Zij dankt haar naam aan een klein straatje dat toegang gaf tot het terrein ten oosten van de haven. Hier stond een zand- en grindhandel en ook het bomengat van de meubelfabriek van Van Gaasbeek en Van Tiel. Langzaamaan verschenen er steeds meer pontons in de haven, waaraan de zeil- en motorbootjes van de leden van deze vereniging konden worden afgemeerd. De voormalige haven van Culemborg is nu uitgegroeid tot een volwaardige jachthaven, die vooral in de zomermaanden druk door passanten wordt bezocht.

Jack van der Winkel

De Veerweg (links) en de haven in de jaren 30.
Haven eind jaren 40