Zo omstreeks 1880 liep een stadsarbeider, die toen vijf gulden per week verdiende, iedere morgen met een kruiwagen door de stad om, langs de huizen “hoopjes” op te scheppen. Dit waren vooral de huizen, die geen open plaats hadden, en de bewoners hun “beer” niet in hofjes of grachten konden verdonkeremanen. Het hebben van een ton of emmer was niet dwingend voorgeschreven.
In die tijd zag men ’s morgens vroeg en ook bij schemerdonker, op de straat langs hun huizen de mensen op een rij gehurkt als kikkers zitten. Niet alle straten waren openbare privaten. Als er een „diender” of ’n „klepper” om de hoek van zo’n straat verscheen dan ging het „floep” en allen verdwenen in hun huizen, vaak sporen achterlatende van de overhaaste vlucht. En dat ging bij elke weersgesteldheid maar door en zo had de man met de kruiwagen altijd volop te scheppen.

De taak van den kruiwagenman werd opgeheven toen in de raadsvergadering van 31 Oktober 1876 werd besloten het tonnenstelsel in te voeren. De handkar, waarin de plee-emmers werden vervoerd, werd vervangen door een paardentractie. De man met de kruiwagen had zijn vrachtjes altijd naar de stadsvuilnisbelt gebracht. Op die vuilnisbelt is later Casa Blanca gebouwd.
Bij de invoering van het tonnenstelsel werd er Achter de Poort, waar nu de Gelddijk ligt, een apart terrein ingericht waar de tonnenwagen zijn fecaliën kon lossen. Eén van de bekendste tonnenophalers was de heer Van Dalum. Vanaf 1932 tot in de jaren vijftig, toen de paardentractie werd vervangen door een vrachtauto, reed de heer Van Dalum dagelijks door de stad om de tonnen op te halen.
Op 21 december 1949 besloot de gemeenteraad om de mestbergplaats van de tonnenwagen te verplaatsen naar de Beesdseweg, in het Culemborgse Veld. Tijdens deze gemeenteraadsvergadering werd ook terloops over de opheffing van het tonnenstelsel gesproken. De tonnenwagen bleef echter voorlopig als een rudiment uit de negentiende eeuw door de stad rijden. Al sloot men niet uit dat, wegens de afstand, deze tonnenwagen in de toekomst vervangen moest worden door een autotractie.
Pas in de jaren zeventig, toen heel Culemborg op de schop ging en er ook een compleet riolenstelsel werd aangelegd, kon het tonnenstelsel worden afgedankt.

Gijs van Dalum de man die de “Cadeautjes” ophaalde
Ik ging elke dag de huizen langs om de dierbare vrachtjes op te halen. Mensen vroegen mij wel eens of ik dat geen vies werkje vond maar een mens went overal aan. Ik deed het graag. Bij verschillende mensen schoot er af en toe eens een klein fooitje over. Bij een ander kreeg je van tijd tot tijd een sigaar aangeboden.
Ik heb in mijn leven vele tonnen opgehaald waar maar een pet vol in zat. Maar er waren in grote gezinnen ook tonnen bij waarvan een mens zegt: waar komt het allemaal vandaan? Ik moest die tonnen dan op de wagen beuren, nogal hoog, en dan was het uitkijken dat je geen lik over je kop kreeg. Ik heb het er echter altijd goed afgebracht. Hebt u dit liedje wel eens gehoord?”
Jan Peut en Gijs van Dalum
zijn mannen van stavast.
Jan Peut leegt poeptonnetjes
En Gijs-lief houdt ze vast
Bij de invoering van het tonnenstelsel werd er Achter de Poort, waar nu de Gelddijk ligt, een apart terrein ingericht waar de tonnenwagen zijn fecaliën kon lossen.