Zoek

De Hut- jenever, groente en glas

Aan het begin van de 19e eeuw werden in Culemborg verschillende pogingen gedaan om nieuwe bedrijven te vestigen. Zo waren er pogingen om een katoenweverij en een glasvensterfabriek op te richten. Beide pogingen mislukten. De in 1838 gevestigde combinatie van jeneverstokerij, groentedrogerijen glasfabriek – de Hut – had meer succes. Belangrijkste investeerder was de Culemborgse familie Van Hoytema. De Van Hoytema’s hadden niet de technische leiding van het bedrijf, maar wel de financiële. Daardoor hadden zij veel invloed op het beleid.

De heer Hoytema temidden van zijn werknemers voor het bedrijfsgebouw op de Veerkade.

Het bedrijf was gevestigd op een stuk grond in het Veerweggebied. Langs de Veerweg werden een aantal bedrijfswoningen gebouwd met in het midden de fabriekspoort. In de huisjes aan de Veerweg woonden rechts van de poort de stokers en links van de poort de glasblazers. Later is eraan het eind van de Steenovenlaan nog een rijtje bedrijfswoningen gebouwd, de zogenaamde Leerdamse buurt. Hier werden de glasblazers gehuisvest die afkomstig waren van de glasfabriek in Leerdam. Hierbij was ook een voorouder van Hans Wiegel, voormalig Minister van Binnenlandse Zaken. In 1891 werkten er in de jeneverstokerij22 werknemers ouder dan 16 jaar. Bij de glasfabriek werkten 133 werknemersouder dan 16 jaar. De glasfabriek had ook nog 27 werknemers onder de16 jaar. Op donderdag 24 februari 1916 werd het bedrijf voor onbepaalde tijd gesloten,vanwege de moeilijke verkrijgbaarheid van benodigde grondstoffen. Op dat moment waren nog ongeveer 100 mensen in dienst. De meesten daarvan konden elders aan de slag. Een aantal van hen heeft toen werk gevonden bij de jeneverstokerijen in Schiedam. Het bedrijf van Van Hoytema is daarna nooit meer open gegaan.

Willem Gutte (voormalig werknemer van de glasfabriek en 72 jaar oud tijdens een interview in 1964):

‘Toen ik als 12-jarige jongen van school kwam, moest ik direct mee gaan werken op de glasfabriek. Ik moest met een grote tang de gloeiende flessen van de glasblazer overnemen. Dan moesten wij – er waren meer jongens – er mee naar een kuiloven lopen. Hier stond weer iemand die de flessen van ons overnam en ze in de kuiloven legde. Het glas moest daarin ‘beslagen worden’ zoals dat heette. Er werden vele soorten flessen geblazen. Wij spraken toen van 8-kans, dat waren dan 12 flessen meteen totale inhoud van acht kannen. De drank werd uit Schiedam in enorme vaten naar Culemborg vervoerd. Vaten van 700 tot 800 liter. De vaten werden hier op de fabriek over een soort bok gerold. Boven een diepe bak werd de plug eruit geslagen en de inhoud liep in een put. Uit die put werd het geestrijke vocht weer opgepompt naar een groot reservoir in de fabriek. Hier stond de zogenaamde ‘tapper’ die het nat uit Schiedam in de flessen tapte. Dat ging toen al op een lopende band. De flessen drank werden verpakt en met de boot van de fabriek naar Rotterdam gebracht. Daar gingen de flessen dan scheep naar verre landen. Tsjonge jonge, wat was dat een geloop met die flessen van de glasblazers naar de kuilovens. Ik maar rennen! Van‘s morgens vijf tot ‘s avonds vijf. Je voelde je benen niet meer. Als je nagaat dat wij per dag ongeveer 1000 flessen maakten,dat was dan met drie man, dan kan je het wel begrijpen. Ik verdiende er 4 gulden per week mee. Maar vooruit, we leven nog.’

Culemborgse jevener

De Culemborgse jenever werd vooral geëxporteerd naar West-Afrika. Deze jenever was echter van slechte kwaliteit. In 1907 is de jeneverstokerij verbouwd. Of men toen is gestopt met zelf stoken van jenever is onduidelijk. De heer Gutte hierboven zegt dat de gebottelde jenever uit Schiedam kwam in de tijd dat hij er werkte. In 1920 heeft de Schiedamse firma De Kuyper de merknamen overgenomen.

Het gereedschap waarmee het glas van de flessentuit werd afgebraamd.

In 1930 heeft de gemeente Culemborg de bedrijfsgebouwen gekocht tussen de Steenovenlaan en de Lek. De andere bedrijfspanden zijn gesloopt.

‘De Witte Raaf’, Culemborgse Voetnoten, mei 1998, Genootschap A.W.K. Voet van Oudheusden. Vier artikelen van R.H.C. van Maanen.