Zoek

Economische geschiedenis

De economische geschiedenis van Culemborg begint rond 800. Toen vestigden zich op de zandrug langs het riviertje de Meer pachters en ontginningsarbeiders. Boeren die langs de Meer woonden, kwamen hun producten aan deze bewoners aanbieden. Maar er kwamen ook kooplieden via de Lek en de Meer.

Jarenlang stond er aan de Nieuwe Brug dit café

Omdat deze kooplieden zich hier gingen vestigen, nam de bevolking toe. De handelaren hadden geen tijd meer om zelf hun waren te produceren. Daarom gingen anderen dat voor hen doen. Ambachtslieden, zoals kleermakers, meubelmakers, mandenmakers, wagenmakers, smeden, zadelmakers en schoenmakers.

In 1318 was langs de Meer een flink dorp ontstaan en de Heer van Beusichem besloot de inwoners van dit Cuylenborgh stadsrechten te verlenen. De inkomsten van de stad bestonden uit belastingen die geheven werden op bijvoorbeeld bier, wijn en rogge en uitboetes die door de schout en de schepenen konden worden opgelegd. Vooral de belasting op bier was erg winstgevend. Maar ook als iemand een café of een speelhuis wilde beginnen, dan moest hij daar rechten voor betalen.

Gilde

Wie in die tijd handel wilde drijven of een ambacht wilde uitoefenen, moest lid worden van een vereniging van ambachtslieden met hetzelfde ambacht, een gilde. Zo hadden in Culemborg de bakkers, wevers, smeden, bijlhouwers, brouwers, snijders, schoenmakers, voerlieden en houtbewerkers ieder hun eigen gilde.

Culemborg groeide uit tot een grote marktplaats, waar in de 17e en 18eeeuw de graanhandel een grote rol speelde. Daarnaast bood de zijdelintweverij aan enkele honderden mensenwerk. Culemborg profiteerde bovendien tot ongeveer 1640 van tolvrijheid op de Rijntollen. Er bestond toen een bloeiende Rijnhandel, met vele tientallenschippers. Toen de tolvrijheid werd afgeschaft, ging die handel echter teloor. Wel werden veel graan en agrarische producten uit het achterland langs de Linge richting Utrecht en de Hollandse steden verscheept.

Eén miljoen gulden

In 1720 besloot de toenmalige graaf van Culemborg, Ernst Frederik Hertog van Saksen-Hildeburghausen, om het graafschap Culemborg met al zijn stadsrechten, hoogheidrechten en domeinen aan de staten van het Kwartier van Nijmegen te verkopen voor het bedrag van één miljoen gulden. Toen in 1747 de Prins van Oranje Nassau tot stadhouder van de republiek werd benoemd, besloot het Kwartier van Nijmegen in 1748 het graafschap Culemborg aan hem over te dragen. De bestuurswisseling had voor de Culemborgers een aangename kant: de republiek besloot om de hoge belastingen af te schaffen.

Van de ruim 4000 inwoners die Culemborg in 1807 telde waren er 211armen. Hiervan waren er 92 in staat om te werken en 119 die niets of bijna niets konden verdienen. Een groot aantal mensen werkte ’s zomers als dagloner. Zij verdienden een inkomen met bijvoorbeeld graafwerk, aardappelenbouw, hooien en maaien. In de winter hadden zij echter geen inkomsten. Een kleiner aantal mensen werkte in de lintweverij, in de geweerfabriek op het Voorburg, in een van de paardenoliemolens in de Meent en de Buitenmolenstraat, in de steen- en pannenbakkerij aan de Lek of in een zeepziederij op de Markt.

Veerweg

In 1838 werd de jeneverstokerij en de glasfabriek van de familie Van Hoytemain het Veerweggebiedgevestigd. Daarmee leefde de Culemborgse economie op. Aarzelend begon ook de stoelenindustrie zich te ontwikkelen, niet lang daarna gevolgd door de sigarenindustrie. Het bedrijf van Van Hoytema was gevestigd op een stukgrond in het Veerweggebied. Langs de Veerweg werd een aantal bedrijfswoningen gebouwd met in het midden de fabriekspoort. In de huisjes aan de Veerweg woonden rechts van de poort de stokers en links van de poort de glasblazers.

Later is eraan het eind van de Steenovenlaan nog een rijtje bedrijfswoningen gebouwd, de zogenaamde Leerdamse buurt. Hier werden de glasblazers gehuisvest die afkomstig waren van de glasfabriek in Leerdam. Hierbij was ook een voorouder van Hans Wiegel, voormalig Minister van Binnenlandse Zaken.

In 1891 werkten er in de jeneverstokerij22 werknemers ouder dan 16 jaar. Bij de glasfabriek werkten 133 werknemersouder dan 16 jaar. De glasfabriek had ook nog 27 werknemers onder de 16 jaar.