Maar, waar komt de kerstboom nou vandaan, hoe oud is dit gebruik in Nederland en Culemborg?
De oude oorsprong van het kerstfeest
De Germanen vierden tussen 25 december en 6 januari hun Feest van de Twaalf Nachten of Joelfeest, waarbij er geofferd werd aan de goden. In feite was het een zonnewendefeest, de terugkeer van het licht die gevierd werd. Ook de Romeinen kenden een dergelijk feest, dat Sol Invictus heette. In die zelfde tijd vierden zij de Saturnalia, feesten ter ere van hun zaaigod Saturnus. Men tooide bij die gelegenheid de huizen met groen en gaf elkaar geschenkjes. De Christenen hebben de oude Germaanse feestperiode gekerstend en plaatsten aan het begin de geboorte van Jezus en aan het eind Drie Koningen. Oud- en Nieuw valt in het midden. Het woord Kerstmis is een verbastering van ‘Christusmis’.
De gewoonte om met kerstmis een groenblijvende boom in huis te halen komt uit Duitsland. Er wordt verteld dat Maarten Luther er zijn zegen aan gaf en als eerste omstreeks 1530 zijn boom met kaarsjes versierde. Onze oosterburen brachten dat gebruik in de negentiende eeuw naar Nederland. Emigranten, vooral winkeliers in Amsterdam, plaatsten met kerstmis een boom in hun etalage en legden er wat van hun koopwaar omheen. Nederlanders zagen dit, raakten er van gecharmeerd en haalden met kerstmis ook zo’n boom in huis. Een van de eerste vermeldingen staat in de Gelderse Volksalmanak van 1837. Dominee Heldring uit Hemmen verhaalt daarin hoe hij op kerstavond op bezoek ging bij een gegoede familie en daar een ‘groenend dennenboompje’ zag. Hij vertelt ook hoe de boom, die op een tafel stond waarop pakjes voor de kinderen lagen, versierd was: er in hingen appelen, noten, peren en allerlei versnaperingen. Een soort echo van de Paradijsboom die immers eveneens voorzien was van eetbare vruchten.
Eerste vermeldingen en zondagscholen
De kerstboom was in die tijd nog een bezienswaardigheid. In de Culemborgsche Courant van 1870 prijkt een advertentie waarin het publiek de boom van de zondagschool en de bewaarschool bezichtigen kan. De enige barrière vormde de entreeprijs van een dubbeltje en dat was voor een werkman die vijf gulden in de week verdiende vrij veel. Later gaan ook andere verenigingen en instellingen een kerstfeest vieren met daarbij een versierde boom. In de jaren ’20 kwamen de weeskinderen, enkele oud-wezen en twee protectoren van het Elisabeth Weeshuis op Tweede Kerstdag bijeen in een feestelijk met hulst en dennengroen versierde zaal. Een kerstboom, met daarvoor een stal met kribbe, ontbrak niet. Vader Duursma las het kerstverhaal, waarna de kinderen liederen zongen. Protector Cees Laan hield vervolgens een toespraak, waarin hij de kinderen er wel eventjes fijntjes aan herinnerde dat de weesvader en -moeder dit feest hadden voorbereid en ze daarom dus dankbaar moesten zijn.
Rooms-katholieken hebben zich lang tegen de kerstboom verzet, als zijnde heidens. Een stal met kribbe en figuren dat kon wel. In 1927 organiseert de RK Werkliedenvereniging St. Jozef in de Werkman aan de Zandstraat een feestelijke viering. Het podium in de grote zaal was omgetoverd in een natuurgetrouwe rotsspelonk, waarin het stalletje van Bethlehem was ondergebracht. De kinderen zongen liederen en keken films van ‘Hans en Grietje’.
Kerst in de huiskamer
Bij het feest behoorden allerlei typische lekkernijen die de Culemborgse bakkers in hun winkels te koop aanboden. De firma Peek uit de Herenstraat adverteerde in 1891 onder de kop ‘Kerstbrood’ met ‘Saksische Thuringer Weihnachtstollen, Kerstkransen en Kerstbrood’. Vanaf circa 1900 ontstond een levendige handel in allerlei snuisterijen, zoals versieringen voor in de boom, kerstkaarten, kribbetjes, beeldengroepen, kandelaars en kaarsen. Bij D. Bonhof kocht je in 1922 ‘Kerstmisbiscuits om in de Kerstboom te hangen een heel aardige versiering per ons 16 cent en Napelsche doffe kastanjes voor 20 cent per pond of groote noten voor 30 cent per pond’.