Zoek

De Culemborgse kermis

‘Mijn ouders hadden voor het eerst van hun leven een film gezien op de Culemborgse kermis. Dit was een reizende bioscoop, aangeduid met de naam Kinematograaf. Ook heb ik vaak moeten horen hoe mooi de stoomcarrousel van Janvier wel was. Dat was een draaimolen in een grote tent samen met een heel groot orgel. Verder bevond er zich in de tent ook een café. Volgens mijn moeder had ze daarna nooit meer een mooiere stoomcarrousel gezien als die van Janvier op de Culemborgse kermis in de jaren twintig van de vorige eeuw.

Als er in de tijd dat mijn vader en moeder jong waren een kermis werd georganiseerd, dan was die meestal verbonden aan een andere activiteit. Bijvoorbeeld aan het concours dat in 1920 op 2e Pinksterdag werd georganiseerd door de Harmonie Concordia. Dit concours werd gehouden in de Volencampen. Aan dit concours was tevens een kermis verbonden, die – met een mooi woord – ‘kermesse d’été heette. Concours en kermis trokken duizenden bezoekers.

Mijn herinnering wat betreft kermissen reikt slechts van na de Tweede Wereldoorlog. Dat betreft dan niet alleen de Culemborgse kermis, maar ook de Beusichemse kermis. Deze laatste was altijd een week voor de Culemborgse kermis en ging gepaard met de paardenmarkt.

De kermis komt!

Voor ons – de jeugd, maar ook voor de meeste ouderen – was de komst van de kermis een heel belangrijk jaarlijks terugkerend evenement. Wekenlang werd er over niets anders gepraat: ‘De kermis komt!’ De Culemborgse kermis werd toen altijd gehouden aan het eind van de maand juni. Deze begon op dinsdag en eindigde op zaterdagavond. Op de vrijdag voor de kermis waren al veel Culemborgers op de Markt te vinden. Want dan werd met verf aangegeven waar de verschillende attracties kwamen te staan. De wagens arriveerden zaterdags en zondags. De opbouw begon op maandag. Als de school die maandag om half vier was afgelopen, ging ik meteen naar de Markt om maar niets te hoeven missen van het opbouwen van de kermis. Wat zou er dit jaar weer komen naast de draaimolen, de zweefmolen, de rups, de golfbaan, de autoscooter en de ‘bootjes’? De grootste jongens mochten soms helpen met de opbouw. De beloning bestond uit een paar vrijkaartjes en de bewondering van je vriendjes.

In mijn herinnering waren er in die tijd twee kermisexploitanten die regelmatig de kermis in Culemborg pachtten. Dat waren Janvier en Stuy de Haan. Bij Stuy de Haan ben ik nog in de woonwagen geweest. Dat kwam zo. Ik was bevriend met Jan van Lienden. Zijn vader was de man van de Provinciale Gelderse Electriciteits Maatschappij (PGEM) en was verantwoordelijk voor de elektriciteitslevering aan de kermis. Zodoende had die goede connecties met Stuy de Haan en konden wij jongens een aantal vrijkaartjes bij Stuy de Haan komen halen.

Hoe zag de kermis er op de Markt in die tijd uit?

Waar nu de autobaan staat, daar stond hij ook al in die tijd. Bij Van Gelder (nu Blokker) stond de zweefmolen. Niet een gewone zweef, maar een waarvan het plankier zich zo’n anderhalve meter boven het straatoppervlak bevond. Vervolgens had je aan beide zijde van de Markt tot aan de toenmalige coöperatie, met de voorkant naar de winkels gekeerd, allerlei tenten. Zoals goktenten, de vrouw met de baard, boksen met de bruine beer, de dikste vrouw van Nederland en niet te vergeten een klein circus. Voor dit circus bevond zich podium waarop de verschillende artiesten hun kunsten vertoonden om zo het publiek de tent in te lokken voor de volgende voorstelling.

Voor het toenmalig postkantoor (nu Scapino) stond elk jaar een golfbaan. Deze draaide overdag rustig voor de kinderen. In de avond was deze golfbaan het domein van de jeugd. Hij draaide dan zo hard dat iedereen – jongens en meisjes – binnen de kortste keren door en over elkaar heen lagen te rollen op de vloer van de golfbaan. Naast de golfbaan stond meestal de Steile Wand. Hier werd met motoren tegen een loodrechte wand gereden van zeven meter hoog. Voor het stadhuis stond meestal de Rupsbaan of de Swing Mill.

Op een keer werd er ter hoogte van juwelier Stol een tent opgezet waaraan schilderingen waren opgehangen van een aantal haremmeisjes in luchtige kledij. Niets aanstootgevends, maar voor ons jongens goed voor de wildste fantasieën. De tent droeg de naam ‘De Tuin van Allah’. Toen de kermis dinsdagsmiddags werd geopend, zagen wij tot onze verbijstering dat er op die tent een bord was aangebracht waarop stond dat het gemeentebestuur de exploitant had verboden de tent te openen. Hevige verontwaardiging alom. Zaterdagavond ging het als een lopend vuurtje door Culemborg dat ‘De Tuin van Allah’ wel open mocht. Rijen dik stond vooral mannelijk Culemborg zich te verdringen om voor een kwartje naar binnen te gaan. Eenmaal binnen sloeg de verbijstering toe. Er was niet meer te zien dan een paar getekende haremmeisjes tussen wat op houten borden geschilderde bloemen. Als geslagen honden verdwenen de beetgenomen Culemborgers stilletjes uit de tent, zonder degenen te waarschuwen die nog naar binnen wilden.

De belangrijkste dag van de kermis was voor de cafés de zaterdag, en dan vooral de zaterdagavond. Alle cafés hadden dan wel een of meerdere muzikanten ingehuurd. Ook was er tijdens de laatste avond van de kermis de gelegenheid om te dansen. Dit kon bijvoorbeeld bij De Klok op de Varkensmarkt, bij het Luxor in de Herenstraat en bij Buitenlust aan de Oostersingel. Dansmuziek werd meestal verzorgd door de twee Culemborgse dansorkesten: de Rosalio’s en de Renaissancers. In sommige café`s werd al vroeg zwaar gedronken zodat het kon gebeuren dat er al vroeg op de zaterdagavond gevechten uitbraken. Iedereen stroomde dan toe om van het gevecht te genieten of zelf mee te doen. Het gevecht liep meestal met een sisser af. Zo niet dan kwam meestal agent Vroege met een collega om de zatlappen naar het bureau af te voeren. De volgende morgen was meestal een groot deel van de kermis al afgebroken en was het wachten op volgend jaar.’

Poffertjeskraam in de jaren ‘20