Om ontduiking van accijns op het malen van graan tegen te gaan, had het stadsbestuur besloten dat een stadsmolenkar alle koren van en naar de molens zou brengen. Op elke zak graan zou men dan een extra belasting gaan heffen. Hiertegen ontstond groot verzet dat in 1650 in een oproer ontaardde. De extra belasting werd teruggedraaid, maar de oproerkraaiers werden uiteindelijk tot de dood veroordeeld.
In 1689 is de standerdmolen aan de Molenstraat door een nieuwe molen vervangen, met oud en nieuw materiaal. De aannemer kreeg 750 gulden voor de bouw. Op het anonieme schilderij ‘Singelgezicht met de Abdij en de Sint-Janskerk’ uit omstreeks 1755, staat deze standerdmolen afgebeeld.
Rosmolen
Ergens tussen 1749 en 1757 is deze molen verdwenen. Maar op 18 juli 1757 werd op ongeveer dezelfde plek door de Culemborgse magistraat aan wijnkoopman Beens en aan Van Leempoel de oprichting van een rosmolen toegestaan. Het octrooi werd voor 25 jaar verleend. Beens en Van Leempoel hebben op 18 augustus 1766 deze molen verkocht aan Teunis Hans De Groot.
In 1836 werd de rosmolen gesloopt en kwam er op die plek een aardappelsiroopfabriek van Van Dordt. Mede door het mislukken van de aardappeloogst in 1845 was dit bedrijf geen lang leven beschoren.
Rosmolen
Stellingmolen
In 1853 verkocht de stad, die intussen eigenaar was geworden, de molenwerf voor 500 gulden aan Jilles van Soelen, korenmolenaar in Tiel. Deze liet hier een windkorenmolen bouwen. Het werd een stellingmolen. In 1855 kwam er een knecht op de molen, Carel Anthonius van Fulpen. Hij woonde in bij Van Soelen en trouwde in 1856.
Jilles van Soelen is niet lang molenaar geweest in Culemborg: in september 1856 werd de molen geveild. Dirk van Aalst kocht de molen voor 7000 gulden. Van Soelen vertrok naar Geldermalsen.
In 1856 trok er een hevige storm over Culemborg. Bomen in de Plantage waaiden om en het dak van het Elisabeth Weeshuis werd eraf gerukt. Ook molen De Hoop werd van haar kap en wieken beroofd. Waarschijnlijk had molenaar Van Soelen geen geld voor herstel.
Op 25 augustus 1863 werd de molen gekocht door Jacobus de Jong. In 1865 kwam er een tweede molenaarsknecht, Jan Liefhebber. Hij woonde in een van de pandjes bij de molen, de latere molenaarswoning, maar verhuisde al snel weer naar Leerdam.
In mei 1867 vestigde molenaar Johannes Kruijssen (geboren in 1823) zich met zijn gezin in de molenaarswoning.
In 1874 raakten de wieken van de molen beschadigd door blikseminslag, in 1877 brak onverwacht een roede van de molen af en in 1877 treft een brand de molen.
Stellingmolen
Johannes Kruijssen
Molenaar Johannes Kruijssen werd in 1889 voor 2500 gulden eigenaar van molen De Hoop – zonder kap en wieken – met woning en erf. Maar in datzelfde jaar overleed hij en zijn jongste zoon, Hendrikus Aloysius Kruijssen, nam de molen over. Deze heeft later een vergunning aangevraagd voor een gasmotor van 11pk voor gebruik bij windstilte.
Op 3 april 1898 vond er een ongeval plaats op molen De Hoop. Molenaar Kruijssen was met zijn knecht Brouwer bezig de molen om te zetten. Een gedeelte van de stelling stortte in en beide mannen vielen naar beneden. Kruijssen brak zijn onderbeen en de knecht brak een dijbeen en liep tevens een schedelbreuk op. Ze werden overgebracht naar het Barbara Ziekenhuis.
In 1906 heeft Kruijssen een vergunning aangevraagd en gekregen voor een 24pk-zuiggasmoter. Door middel van een riem en riemschijven moest een dubbel stel maalstenen, die in de molen stonden, in beweging worden gebracht. Ook werd er vergunning verleend voor de verbouw van het pakhuis bij de molen.
Stoomkorenmolen
Ook elders in Culemborg kwamen er in die tijd nieuwe korenmaalderijen, die zonder wind konden malen. Bijvoorbeeld de stoomkorenmolen van Koedam en Bonhof en later de maalderij in de Korte Meent van de Algemene Boeren en Tuinders Bond, waar in 1920 een zoon van Hermanus van Hazendonk de “mechanische” molenaar werd. In 1916 waren er al vier korenmaalderijen, die gebruik maakten van gas- of zuiggasmotoren. Alleen molen De Coornbloem (Korenbloem), nu Johanna geheten, maakte nog gebruik van enkel en alleen windkracht.
Brand
Op 7 februari 1909 was er brand in de molenaarswoning van Kruijssen. De korenmolen bleef volgens een krantenbericht gespaard. In juli werden er panden in de Zandstraat aangekocht door Kruijssen. Mogelijk is de molen toch beschadigd geraakt, want uit een later bericht blijkt dat er geen wieken meer aan de molen zitten. (C.C. 18-07-1909).
Volgens een advertentie in de Culemborgsche Courant in 1910 had Kruijssen zijn bedrijf inmiddels uitgebreid met de verkoop van kolen (‘Ruhrkachelkolen’), samen met de firma Joh. Koedam. Waarschijnlijk is rond dit jaar de molen onttakeld en gedurende een aantal jaren een maalbedrijf alleen op stoomkracht geweest. De molen werd in 1912 niet meer vermeld als een maalderij onder de naam H.A. Kruijssen, maar als de vennootschap N.V. Graan, Meel en Brandstoffenhandel met als directeur Cornelis Hendrikus Bonhof. Er was werk voor zes volwassenen en twee jongens.
Dirk Koedam
In 1917 is H.A. Kruijssen als gevolg van een ongeval bij het station in Culemborg overleden. De N.V. Graan, Meel en Brandstoffenhandel is in 1918 geliquideerd. Op 23 juli 1918 werd molen De Hoop met vijf huisjes in de Buitenmolenstraat in het openbaar verkocht voor 5225 gulden aan Hendrik Dirk Smits, gemeenteontvanger van Culemborg. Na het overlijden van Dirk Smits in 1930 kwam de molen De Hoop in bezit van Dirk Koedam. Vanaf die tijd werden de molen en het pakhuis alleen nog als opslag gebruikt voor de brandstoffenhandel van Koedam, die zelf aan de Binnenpoort woonde. Een tijd lang heeft er nog reclame voor Cadena-sigaren op de molenstomp gestaan.
Aart Uittenbogert
Tot ongeveer halverwege de jaren zeventig van de 20e eeuw werd de molen gebruikt als clubhuis voor de Harley Davidson Motoren Club Culemborg. Ook ongeveer vanaf die tijd dreven Aart Uittenbogert en zijn vrouw ‘Moeder Marie’ hun handel in de molen en aangrenzende huisjes. Zij huurden dit van de weduwe Koedam-Bonhof. De molen is in 1977 verkocht aan de gemeente Culemborg. Uittenbogert bleef in de molen en huurde die van de gemeente.
In 1986 heeft de firma Lamboo en Zn. molen De Hoop gerestaureerd, d.w.z. alleen de stomp en de huisjes op het erf. Balken, ramen en vloeren zijn vernieuwd en er werd een voorlopige kap geplaatst. Voor een stelling, een echte kap en wieken was geen geld meer.
Kap en wieken
In juli 1993 is de molen weer voorzien van een stelling, kap en wieken, onder het toeziend oog van molenmaker Henk Endendijk, van aannemersbedrijf Fa. H. Endendijk en Zn. uit Terschuur, en molenmaker Nico van Koerten. Het wiekenkruis heeft een vlucht van 26,10 m. Het binnenwerk van de molen kwam van de korenmolen uit Lewedorp, bij Borsele, die gedeeltelijk gesloopt werd. Op zaterdag 11 september 1993 werd de molen – met vier zolders en twee koppels maalstenen – feestelijk in gebruik genomen. Voor de rietgedekte molenkap staat een fraai rood windvaantje in de vorm van de molen. Op de kap, eigenlijk de ‘molenbaard’, staan het stichtingsjaar (1854) het jaar van de laatste restauratie (1993) en de initialen van molenmakers Endendijk en van Koerten. De molen had intussen ook een nieuwe vrijwillige molenaar gekregen: Leo Tiggelman.
Op zaterdag 13 augustus 2005 draaide het wiekenkruis van de molen op ’t Jach volgens de omwentelingsteller zijn miljoenste omwenteling vanaf 10 november 1994 (toen de teller werd geplaatst).
In januari 2007 liep de molenkap stormschade op. In mei werd gestart met een nieuwe restauratie van de molen. De molen is inmiddels een rijksmonument. Bij de restauratie is het aangetaste voegwerk gerestaureerd door het bekende bedrijf in de monumentenzorg Nico de Bont. Ook werd de stormschade aan de kap hersteld en de molen opnieuw geschilderd.