In 1823 was Kronenburg in Culemborg actief als koperslager. Er werden koperen windketels gemaakt voor de brandweerkorpsen in de omgeving. Deze ketels zorgden ervoor dat de brandspuiten een constante straal leverden. Al snel begon Kronenburg met het bouwen van complete handspuiten.
Na 1900 begon Kronenburg met de productie van brandweerauto’s bestemd voor gemeentelijke brandweercorpsen. Dit waren in hoofdzaak gebruikte chassis afkomstig van Ford en Chevrolet. Al voor de Tweede Wereldoorlog was het kleine Culemborgse fabriekje uitgegroeid tot een belangrijke fabrikant van brandweermaterieel.
De Witte
Na de Tweede Wereldoorlog heeft Jan van Antwerpen drie jaar als chef-spuiter gewerkt bij de brandspuitenfabriek van Kronenburg in Culemborg. De spuitafdeling van de firma Kronenburg was gevestigd in de Korte Meent, tegenover de bedrijfswagengarage van de Gebroeders de Jong. De hieronder afgebeelde brandweerwagen was de eerste die door Kronenburg na de oorlog werd gebouwd. Hij kreeg de naam Jan van Riebeeck, later altijd aangeduid met ‘de Witte’.

Deze witte kleur werd opgebracht door Jan van Antwerpen. De haken voor de brandslangen werden, om beschadiging van de slangen te voorkomen, met leer bekleed door Brien Dubbeldam. Het aanbrengen van de verschillende gemeentewapens op de deuren van brandweerauto’s werd altijd door een man uit Den Haag gedaan. Totdat Jan van Antwerpen de oude meneer M.L. Kronenburg liet weten dat hij die kunst ook beheerste. Hij mocht een proef maken die zo goed beviel dat alle gemeentewapens vanaf dat moment door Jan van Antwerpen werden geschilderd.
De onderstellen voor de brandweerwagens werden geleverd door de verschillende autofabrieken zoals o.a. Dodge, Daf, Volvo, enz. De opbouw, zeg maar het geraamte, bestond in die tijd helemaal uit hout. Deze opbouw werd dan later met plaatijzer bekleed. De kale pompen kwamen voornamelijk uit Duitsland en werden bij Kronenburg dan verder opgebouwd. In de bedrijfsruimte die aan de Binnenmolenstraat grensde werden de slangen geweven.
Naar Hedel
In het bedrijf werkte gemiddeld dertig mensen, waar van zes in de carrosseriebouw en tien in de weverij. Als er problemen waren met de motor en aandrijving van de bedrijfswagen werd de hulp ingeroepen van Nico Streef (in die tijd een van de beste automonteurs in Culemborg). Deze was echter niet in dienst van de firma Kronenburg maar werkte als monteur bij garage Van Strien. De bedrijfsleider van de firma Kronenburg was Otto Pikker.
In 1950 wilde de gemeente Culemborg niet meewerken aan de uitbreiding van de fabriek. De firma Kronenburg is toen geleidelijk aan naar een groter pand in Hedel verhuisd. Eerst de slangenweverij en de rubberfabriek, daarna de carrosserieafdeling, dan de werkplaats voor pompenmontage alsmede de magazijnen, vervolgens de spuiterij en tenslotte het kantoor. In Hedel werd begonnen met de bouw van speciale voertuigen voor vliegvelden en de petrochemische industrie. In 1954 exporteerde het bedrijf naar bijna alle Europese en Scandinavische landen, naar Oost-Azië, Zuid-Amerika, Afrika en Australië.
Na een aantal overnames werd in 2000, als een donderslag bij heldere hemel, het faillissement voor Kronenburg aangevraagd. Het bedrijventerrein in Hedel waar eens de firma Kronenburg was gevestigd heeft de naam ‘Kronenburgpark’ gekregen. Hier zijn veel kleine bedrijven gevestigd op een soort bedrijvenverzamelcentrum.